553 volgt nu onmiddellijk, dat de brekingsaanwijzer nAB bij over gang van de optisch ijlere stof in de optisch dichtere stof B grooter is dan 1. Beschouwen we nu Gr F als invallenden lichtstraal (dus bij overgang van B in A) dan is b de invalshoek en idebrekings- hoek, bijgevolg We zien dus, dat in het algemeen bij den overgang van licht uit een middenstof B in eene middenstof A, de brekingsaan wijzer het omgekeerde is van dien bij overgang der lichtstra len van A in B. Laten we nu den lichtstraal E F achtereenvolgens onder alle mogelijke hoeken van 0 tot 180° invallen. Uit volgt, dat voor i o°, alzoo bij normalen inval, b o°, m.a.w. de straal N F gaat ongebroken door. Voor i 90°, dus voor een rakelings langs het scheidingsvlak invallenden stiaal, DF of C F, is sin i zoo groot mogelijk, dus ook sin. b en b zelve. In dit laatste geval is sin. i= 1, dus sin b -J- De grootste waarde van sin b is alzoo -7-; een grooteren hoek dan bij deze waarde van den sinus behoort, kan de lichtstraal in de optisch dichtere stof niet met de normaal maken. Deze grootste hoek wordt de grenshoek genoemd; stellen we dien voor door <7, dan is sin. g n De brekingsaanwijzer bij overgang van lucht in glas is on geveer -f-, waaruit volgt, dat in dit geval de grenshoek onge veer 42° Is. Stelt men zich nu voor, dat het glasoppervlak CD (fig. 19) zoodanig door een ondoorzichtig scherm bedekt is, dat alleen door een kleine opening bij F in alle mogelijke richtingen lichtstralen kunnen invallen, dan zullen de gebroken stralen in het glas besloten zijn binnen een rechten cirkelvormigen kegel, waar van F de top, de normaal F N' de as en HFK de tophoek is, als sin b1 BA sin i ri AB sin i AB sinb AB AB AB

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 573