557
richten, dan zal het beeld ook 90° gewenteld zijn, dus verticaal
staande objecten horizontaal liggend worden gezien. De pa
noramakijker zou dus niet te gebruiken zijnten einde evenwel
in eiken stand van het prisma 79 juiste beelden te verkrijgen,
is het omkeeringsprisma 80 zoodanig bevestigd, dat het bij
draaien van het reflexieprisma 79 eveneens om zijn lengteas
wentelt. Daar nu verder het prisma 80 de eigenaardigheid bezit,
dat wanneer het eene wenteling van bv. 180° om zijn lengteas
volbrengt, het beeld om een hoek van 360° gedraaid wordt,
behoeft het prisma 84 slechts met de halve hoeksnelheid het
prisma 79 te volgen.
Op deze wijze is verkregen dat, om welken hoek het prisma
79 ook gedraaid wordt, steeds een beeld gevormd wordt in een
stand overeenkomstig de werkelijkheid de richter kan dan ook op
alle punten van den geheelen omtrek richten zonder het oculair
van stand te veranderen, dus zonder zijn plaats te verlaten.
2. Mechanische inrichting.
De basis van het geheele instrument wordt gevormd door
het uit één stuk gefreesde kniestuk 49, (fig, 25, 27 en 28), waar
mede de panoramakijker in het huis voor de opzetstang wordt
bevestigd met behulp van een grendel, die in de halfronde uit
snijding c van het kniestuk (fig. 25 en 27) grijpt.
In den horizontalen arm a van het kniestuk (fig. 25 en 27)
is de oculairbuis 73 geschroefd, waarin zich het diaphragma met
richtkruis, de libel voor het uitschakelen van den scheeven
radstand, de opening voor verlichting van het richtkruis, de
collectieflens en de ooglens O bevinden. Aan de oculairbuis
is de oogdop 75/95 bevestigd, welke van een caoutchoucrand
is voorzien.
In den verticalen arm d van het kniestuk (fig. 25, 27 en 28}
bevinden zich (fig. 25)
de draaibare bus 50, waarin het omkeeringsprisma 80 met
zijn huis 46 is bevestigd; deze bus heeft aan de bovenzijde een
zijdelingsche tap met kamraadje 42
de objectiefbuis 68, waarin het objectief 81 is bevestigd; en
het dakvormig prisma 82, dat tusschen objectief- en oculairbuis
is geplaatst.