562 Overtuiging behoeft niet op bewijzen te steunen, doch de oorlog van 1811 tegen de Engelschen, biedt ons voorbeelden, die men goed doet zich nog eens voor den geest te halen, aangezien daarbij de sluier, die voor ons Europeanen over het karakter en den aard ook van den hooger geplaatsten Inlander ligt, een weinig wordt opgetild. Het feit, dat sedert een eeuw verloopen is, maakt de volgende voorbeelden x) niet van on waarde, want onze overheersching heeft gedurende de laatste eeuw niets kunnen veranderen aan de kenmerkende Inlandsche karaktereigenschappen, heeft noch de gehechtheid aan het Gouvernement kunnen verhoogen, noch het familiegekonkel, dat vooral in Midden Java door weloverdachte huwelijken toe nemende is, kunnen stuiten. Voordat de Generaal Janssens den 18deu September 1811 de capitulatie van Java nabij Toentang geteekend had, was door hem nog eene poging aangewend om zich ten Z. van Semarang te verdedigen. Daartoe had hij de hulptroepen opgeroepen van Soerakarta, Djokjakarta en Madoera met wier vorsten de Engelschen onmiddellijk na de in bezitname van Batavia echter reeds in briefwisseling waren getreden om eene stemming te hunnen gunste te verwerven. Het was daarom weifelend, dat de Sultans van Solo en Djokja 2500 man hulptroepen zonden, wier bevelhebbers na het eerste schot, dat op de nabij Srondol ingenomen positiën werd gelost, het sein tot den terugkeer gaven, welke in eene vlucht ontaardde. De regent van Bangkalan, Tjokro adiningrat, door Daendels tot Oud-Sultan verheven, volgde een anderen weg, zond een korps van 1000 man onder zijne zonen den in 1817 overleden Sultan en den regent van Pamekassan en liet deze post vatten bij Sidajoe lawas in de nabijheid van fort Lodewijk. Zoodra hij de uitnoodiging der Engelschen ontving om zich bij hen aan te sluiten en hen als overwinnaars beschouwde, beval hij zijn zonen om met de hulpkorpsen terug te keeren. Het garnizoen te Soerabaja, 800 man, was eveneens door Janssens opgeroepen naar Semarang en kwam 16 September te Oenarang, doch bij den opmarsch der Engelschen vloog het bataJ- 1) Zie tijdschr. voor Ind. taal, land-en volkenkunde 185G, 1357, blz. 371 enz.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 582