572 leger werd ingevoerd, geleerd, dat juist daarin de groote kracht van het wapen is gelegen. Hoeveel jaren heeft men niet ge zocht naar middelen om de infanterie een grootere snelheid te geven. Het uitvloeisel van dit zoeken was: de bereden in fanterist, de infanterie op wagens. Toen eindelijk het rijwiel in zijne constructie het ideale bijna had bereikt, kon het niet anders of de invoering in het Leger moest spoedig volgen. Het was Frankrijk met zijn kranigen kapitein Gérard (thans Majoor), dat vóórging. De werken van Gérard zijn tè belangrijk, dan dat ik deze niet als bekend bij den Lezer mag onderstellen. Naast Frankrijk volgden spoedig Italië, Engeland, Duitschland en anderelanden. Thans telt ook het Nederlandsche Leger 2 compagnieën strijders. In alle landen beschouwde men den wielrijder als infanterist. Nimmer verwachte men van den militairen wielrijder dat hij den cavalerist kan vervangen. In verband daarmee dient de voorlaatste alinea op bldz. 1121 dan ook met oordeel gelezen te worden Niet om „onze geringe ruitermacht (te) versterken" of aan te vullen dient ons Leger met eenige compagnieën wielrijders strijders te worden uitgebreid, maar om de infanterie te ver sterken. Nog eens: een militaire wielrijder is geen cavalerist en kan dus ook niet de cavalerie versterken. Onze ruitermacht, het is bekend genoeg, heeft ook dringend versterking noodig. Aanbeveling verdient het dus èn cavalerie uit te breiden èn infanterie te versterken door oprichting van compagnieën-wielrijders strijders. Dit idee van den wielrijder is niet nieuw, ik weet het even goed als gij Lezer; en toch was het een opmerkelijk feit, dat in den tijd toen onze eerste wielrijdersafdeeling onder haren wakkeren aanvoerder en oprichter, nog als strijdersafdeeling in de omstreken van Batavia optrad, bij tal van manoeuvres de taak van de cavalerie werd aangewezen aan wielrijders- afdeelingen en omgekeerd aan cavalerie een taak werd aan gewezen die feitelijk door mil. wielrijders moest worden vervuld. Soms werd de animositeit tusschen soldaten dier verschillende wapens zóó groot, dat men elkaar om zoo te zeggen te lijf wilde. Ik herinner me een zeer vermakelijke scène: bij een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 592