574 van Balck „Taktik" wordt in dien geest gesproken. In het Duitsche werk van den Majoor Burkart „Die Radfahrtruppe der Zukunft" werd reeds in 1899 gesproken van de waarde van in fanterie op rijwielen. Zeer lezenswaardige opstellen over dit on derwerp kan men vinden in het Mil. Wochenbl. No. 79 en 80 getiteld Radfahrtruppenzoo ook een opstel over de formatie van wielrijderbataljons in de Internationale Revue van Aug. van het vorige jaar. Thans wil ik nog een opmerking maken in verband met de noot 1 op blz. 1117 van het door mij besproken artikel van den heer Jhr. Sandberg. Daaruit lees ik al een zeer geringe appreciatie van het werk van de militaire wielrijders als zoodanig op Atjeh. Ik zal niet spreken over de bij den schrijver opgewekte „herinneringen" aan de „gepantserde wagons met schietgaten ten tijde van de gecon centreerde linie op Atjeh", die hij blijkbaar wil vergelijken met de niet gepantserde spoorwegrijwielen in het Pidiësche, ik laat die opmerking of die vergelijking voor rekening van dien schrijver; maar ik kan toch niet nalaten mijne verwondering te betuigen over de opmerking, als zou de afd. militaire wielrijders in Atjeh niet voldoen als zoodanig. Het was indertijd de Gouverneur Van Daalen zelf, die uitbreiding voorstelde van spoorwegrijwie len, maar ook van gewone rijwielen, omdat men in het Pidiësche, dat toen al reeds werd doorkruist door talrijke goed berijdbare wegen en paden, daarvan veel nut verwachtte. En ook mij lijkt dat een zeer duidelijk en helder idee. Ik geloof niet, dat iemand er over zal denken het rijwiel te gebruiken in terreinen waar „de vechtwijze van den Atjeher" op den voorgrond treedt; maa-- ik geloof toch wel, dat het zijn waarde heeft om lichte infanterie op rijwielen te plaatsen in terreinen, waar men het rijwiel wel kan gebruiken, zooals in b. v. Pidië. Het is even dwaas om militaire wielrijders te willen gebruiken in de werkelijke rimboe, waar geen wegen of behoorlijke paden zijn, als om cavalerie aan te wijzen voor den patrouilledienst in zeer moerassig terrein, waar de waarde van de djaloe meer dan het paard op den voor grond treedt. Maar daarom kan het toch zijn nut hebben om die lichte infanterie (maréchaussée) van het rijwiel te doen ge bruikt maken om zoo snel mogelijk langs wegen en paden te komen in het terrein, waar de eigenlijke actie tegen den djahat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 594