575 - begint. Men zou op die wijze, bijvoorbeeld met een troep ge legen in Sigli, het terrein kunnen beheerschen, dat op 50 (of meer) K. M. van Sigli gelegen is, omdat in tijd van nood, die afstand binnen de 3 uur is af te leggen. Op die wijze beheerscht men met een kleinere afdeeling een grooter terrein. Als zoo danige gedachte bij iemand voorzit, geloof ik niet, dat men zich dan aan eene „inconsequentie" schuldig maakt, door te beweren, dat het nut van den infanterist op het rijwiel ook op Atjeh zeer groot kan zijn. De inlichtingen, die ik inwon omtrent het werken der afd. mil. wielrijders, waren trouwens van dien aard, dat ik een ge heel ander oordeel over het nut van den mil. wielrijder op Atjeh heb gekregen. En nu ten slotte nog een enkele opmerking. Ik onderschrijf, op een kleine uitzondering na, geheel, hetgeen de schrijver neer schreef over de samenstelling van een bataljon wielrijders. Het is ook mijn ondervinding dat in de strijdersafdeeling geen Euro peanen noodig zijn beneden den graad van korporaal. Bij de com pagnie ordonnansen komt het mij echter beter voor geen Inlanders in de formatie op te nemen en deze dus geheel te doen bestaan uit Amboineezen (behalve natuurlijk het Europeesche kader). Ik kan niet ontveinzen, dat het mijn verwondering heeft ge wekt, hetgeen schrijver mededeelde over de mindere ambitie, die hij schijnt waargenomen te hebben bij de afdeeling mil. wiel rijders te Batavia. Hij schijnt dat toe te schrijven aan het niet ontvangen van een hoogere bezoldiging. In 1906 werd aan elk wielrijder 4 ets. per dag gegeven. Hij moest dan echter behooren tot de (ik geloof) 60 oudsten bij de afdeeling. De rest ontving geen toelage. Alleen ontving ieder bij de afdeeling vivresindemniteit en werd geen menage gevoerd. Ieder voorzag in eigen voedins. Over het algemeen was een ieder zeer daarmede ingenomen. Men diende met lust en opgewektheid. De commandant der afdeeling militaire wielrijders had meer last van hen die verzochten bij de wielrijders geplaatst te wor den, dan van verzoeken om ontslag, ook bij de inlanders. Ik herinner me niet, dat ooit het verzoek door een inl. wiel rijder werd gedaan om ontslag als wielrijder onder het motief „Lebih baik mik-mik sadja."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 595