De vooropleiding overslaande, nemen we in beschouwing het schieten op de baan. Het S. V. I. geeft den man voor het afgeven van zijn schot aanvankelijk meerdere secunden, welke tijd gaandeweg meer en meer dient te worden beperkt. Dien tijd verbruikt de man 1. voor het doen van den snellen aanslag; 2. voor het „erfassen" van het richtpunt; 3. voor het brengen van de vizierlijn van richtpunt naar mikpunt, gevolgd door het doordrukken. Naarmate de snelle aanslag juister wordt uitgevoerd, kan de tijd voor het verplaatsen van de vizierlijn naar het mikpunt kleiner zijn, wat den totalen tijd ten goede komt, maar deze kan öök beperkt worden door het opvoeren van de bekwaam heid in het „erfassen" van het richtpunt welk „erfassen" aan de correctie moet voorafgaan. Op het schietterrein bepaalt de trefferwaarde van het schot, in verband met den verbruikten tijd, dus niet alléén de bekwaam heid in den juist-snellen aanslag, (men wil dit wel doen voor komen, maar dit is niet zoo 2) maar ook die in het snel waar nemen van het richtpunt gevolgd door het corrigeeren en het doordrukken. Blijft men vasthouden aan de juistheid (het rich ten), en houdt het beperken van den tijd voor het afgeven van het schot verder direct verband met het toenemen van de vaardigheid van den schutter, dan kan het niet anders of de bekwaamheid in het al juister en juister uitvoeren van den snel len aanslag is middelerwijl toegenomen. - 47 1) Hiertoe lcenen zich de volgende oefeningen De leerlingscliutter neemt met het op den richtbok geplaatste geweer het punt waar, waar de vizierlijn op de verkleinde schijf uitkomt. Hiervoor wordt hem aanvankelijk 5 of 4 tellen tijd gegeven, later 3 2 of 1 tel, waartoe niet wordt overgegaan, alvorens de bekwaamheid uit de aanwijzing van het richtpunt op het hulpdoelschijfje voldoende is gebleken. De onderwyzer controleert door eveneens de richting waar te nemen. Let wel! de man blijft dus van den richtbok af! De onderwijzer draait even aan een of ander rad (beide raderen) voor elke nieuwe richtbeurt. Deze oefening herhalen op vizierafstanden met schijven v. d. ware grootte. 2) In het Kederlandsche S. Y. '08 treft men den zin aan „Aan de vaardigheid in het brengen van schoten in een vredesdoel wordt alleen dan „ooricgswaarde toegekend, indien die vaardigheid mede berust op een juist snellen aanslag." Waarin men het woordje .mede" geschrapt wil zien. Daar kan ik inkomen! maar dan moet het toekennen van die oorlogswaarde ook pas beginnen, wanneer het schot di rect op den aanslag volgt, bij schoten, binnen 2 a 3 vijfde secunde afgegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 59