- 583 - raden en talrijke hulpbronnen natuurlijk een groote aantrek kingskracht op een eventueelen aanvaller zouden uitoefenen, mochten niet onbeschermd blijven. Om eindelijk een inval op Australischen bodem ook buiten de versterkte plaatsen met kans van slagen te kunnen tegen gaan, achtte Hutton nog een mobiele troepenmacht noodzakelijk, die door snelle verplaatsing tijdig op elk gewild punt moest kunnen worden ingezet. Om dit laatste te kunnen bereiken, mocht z. i. met de uitbreiding van het bestaande spoorwegnet niet langer gewacht worden en behoorde inzonderheid de ver binding der kolonie W.-Australië met de andere staten in den kortst mogelijken tijd te worden tot stand gebracht. Hutton stelde de oorlogssterkte dezer mobiele troepenmacht (het veldleger) op ongeveer 28.000 man en 84 vuurmonden, van de garnizoenstroepen op 12.000 man en 26 vuurmonden (buiten de kanonnen in de permanente verdedigingswerken) en rekende daarenboven voor oorlogstijd nog op de hulp van 29.000 man, afkomstig van de later te bespreken schiet- vereenigingen. Bij zoodanige sterkte achtte hij het mogelijk de verdediging van Australië met succes te voeren, daarbij aannemende, dat men alsdan opgewassen zou zijn tegen een espeditionnaire macht van 20.000 tot 50.000 goed geoefende en modern uitgeruste strijders. Tot November 1904 hield Hutton zich met de uitwerking der door hem ontworpen plannen bezig; nadien werd zijn arbeid langs de door hem aangegeven lijnen tot op den huidigen dag voortgezet. Met de opperste leiding in zake het defensiewezen is sinds de totstandkoming van den Bond de Minister voor Landsver dediging belast. Hij is voorzitter van den Raad van Defensie, een lichaam, dat over de, ten behoeve der verdediging te land en ter zee, te nemen maatregelen en over de voor dat doel te bestemmen gelden beraadslaagt. Leden van den Raad van Defensie zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 603