\7an fllles Waf. De rechtsstudie uan den Indischen officier. Tijdens een vrij langdurig verblijf in Holland na mijn officiersexamen was ik door de welwillendheid van Prof. G. N. van Hamel in de gele genheid gedurende acht maanden de colleges strafrecht bij genoemden hoog leeraar aan de Amsterdamsche Universiteit te volgen en mogen die lessen mij nu niet direct van sroot practisch nut zijndaarvoor immers was de tijd te kortzeer zeker hebben ze ertoe meegewerkt mijn aandacht opnieuw te vestigen op de toch vrij gebrekkige opleiding welke wij in die richting ontvangengebrekkig niet door de docenten altijd, maar door het systeem terwijl ik er bovendien kennis maakte met een wijze van vorming van officieren tot rechters, die alleszins de aandacht verdient Wij allen weten welke stof op het gebied van Strafrecht er in onze studiejaren wordt behandeld, maar daarmee ook hoe betrekkelijk slechts enkelen onder ons zich aangetrokken voelen tot deze voor ons toch zoo belangrijke studie. Dat kan ook eigenlijk niet anders, waar middels een pompsysteem een zekere hoeveelheid geleerdheid in onze hersenen moet worden bijeengebracht. een sijsteem dat nooit liefde voor een vak, welk ook, kan opwekken, hetgeen bovendien ook onmogelijk is, waar de stof door den weinig beschikbaren tijd zeer beperkt is en door de daaruit voortvloeiende onbekendheid op dit terrein het raadplegen van andere bronnen bezwaarlijk wordt. Uiemand zal de groote eenzijdigheid die hiermee wordt gekweekt willen ontkennen. Als natuurlijk gevolg van dit alles staan we dan na ons eindexamen vrijwel nog vreemd op een gebied waar wij ons toch juist zoo onafhan kelijk mogelijk moeten kunnen b wegen. Wel wordt vaak de meening verkondigd dat wij als officier wetskennis toch eigenlijk niet noodig hebben: wij hebben immers onzen auditeur militair, terwijl wij dan slechts a s jury zouden moeten fungeeren. En bestaat een jury uit rechtsgeleerden Deze meening echter d»*el ik niet. Afgezien nog van het feit, dat wij de instelling eener jury niet kennen en een verkapte jury dus zeker uit den booze zou zijn, wie zou een jury nog ernstig willen verdedigen? Bovendien wensch ik dan nog vooral de aandacht te vestigen op het volgende. Zonder iets te willen zeggen ten nadeele van de groote be kwaamheden onzer rechtsgeleerden, geloof ik toch dat bovengenoemde bewering weinig reden van bestaan heeft, omdat aan onze Universiteiten en hier spreek ik uit ondervinding men het Militair Rectit zelfs niet noemt bijna, laat staan dus doceert. Ik geloof dan ook dat onze auditeurs-militair eerst dan hun aandacht op het Militair Recht vestigen als ze worden aeroepen tot die functie. AI3 zeer sterk voorbeeld van onbekendheid met Militair Recht bij onze studenten noem ik nog even dit, dat ik een derdejaarsch ontmoette—iemand die bijna klaar was die het bestaan van het Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk te Lande zelfs niet vermoedde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 616