50
„tijd van narichten worden bekort en het schot dus sneller
„worden afgegeven".
Nu moge men al beweren, dat het S. V. I.-'07 de Fabius-
methode heeft besnoeid, dit doet niets af aan het feit, dat L.
rekening heeft te houden met het S. Y. I. en daarmee alleen.
Het ontgaat den heer L., dat ook bij zijn systeem van op
leiding automatisme wordt gekweekt.
Wanneer dat systeem toch tot de uiterste consequenties
doorgevoerd het zelfde resultaat oplevert als het andere systeem,
n. 1. dat ten slotte richt- en vizierlijn onmiddellijk samenvallen,
dan zullen L. 's leerlingen menigen snellen aanslag hebben moe
ten doen, met geringe aanslagfouten in de hoogte en in de
breedte.
En van het vele doen moeten wij het immers hebben. „Froe-
gerzegt L., „bij de methode der juiste richtingleerde de man
vertrouwen krijgen in eigen schietvaardigheid en hij vond in
zijn overtuiging, dat juist richten noodzakelijk was, om gunstig
effect te verkrijgen, een sterken steun, om zijn zenuwen de
baas te blijven".
Wel! als dat zoo is, dan zal het principe van den „juist-snel-
len aanslag," nu het toch hetzelfde eindresultaat oplevert, als
het consequent doorgevoerde principe der „juiste richting", even
zeer het door L. bedoelde vertrouwen moeten geven.
In welk geval dit dan ook, volgens L., niet zou behoeven
te worden vervangen door Krijgstucht.
„De juist-snelle aanslag is een zeer, zeer moeilijke hand
greep, omdat de graad van zuiverheid, waarmee men hem
„uitgevoerd wenscht te zien, oneindig hooger is, dan ooit met
„een der handgrepen het geval was."
„De oefentijd daarvoor te kort."
Best! Maar met de opleiding van den man „langs lijnen
van geleidelijkheid", zooals L. het uitdrukt, mag de graad
van zuiverheid, waarmee L.'s leerling den ,zeer snellen aanslag-
gevolgd door „snel zuiver richten" uitvoert, er toch zeker
niet minder op worden, wil L. althans hetzelfde eindresultaat
bereiken.