een hoek van 60". Het punt van die as, dat verticaal beneden de vuurlijn ligt, ligt op 0,70 M. terwijl van af dat punt de weg in beide richtingen daalt onder 110. De rij taluds van den weg hebben in ingraving (hetzij inden ongeroerden grond, dan wel in de borstwering) eene helling van 1:1, in ophooging van 2 3, schets de plattegrond op schaal 1:100 (de weg in beide richtingen over 12 M. lengte teekenen). Afrondingen van hoeken blijven achterwege, de hulplijnen wor den niet uitgeveegd. z Yo Geodesie. Bolvormige driehoeksmeting. 1. Op eene zuiver bolvormige aardglobe wordt een groote cirkel getrokken door twee punten P. en P', waarvan P. gele gen is op 52° 24' 43" N. B. en 31° 15' 12" O. L. van Ferro. De middelpuntshoek van dien grooten cirkel behoorende bij den boog PP' bedraagt 4° 46' 6" en het westelijk azimuth van PP' in P 300° 26' 56". Men vraagt de breedte van P'te berekenen. (1 uur). 2. Yan een bolvormigen driehoek is bekend a 149° 50' 11,5", B 125° 5' 50" en G 110° 15' 10". Wordt gevraagd de lengte (in graden) te berekenen, waarin een loodrechte boog uit het hoekpunt A op de overstaande zijde neergelaten, de zijde a verdeelt. (3/4 uur). Werkdadige meetkunst. 1. Op den linkeroever van eene ondoorwaadbare rivier zijn twee punten A. en B. duidelijk zichtbaar van uit een derde punt C., op den rechteroever gelegen, waar niet over overgangs middelen wordt beschikt, terwijl daar eene lijn CP. moet wor den uitgezet, evenwijdig aan AB. Daartoe zet men eene lijn CD. uit ter lengte van 120 M. en meet de hoeken +/.40 /.Zo ■s+0.7 O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 687