65 Naar aanleiding van de opmerking dat geene gratificatie voor uitrusting ad f 600 wordt toegekend aan officieren, die, hier te lande met verlof zijnde, tot leeraar aan de Koninklijke Militaire Academie worden benoemd, vestigt de ondergeteekende er de aandacht op, dat de officieren-verlofgan gers die bij de Hoogere Krijgsschool worden gedetacheerd, evenmin f 600, doch slechts f 100 als gratificatie ontvangen. De ondergeteekende acht het op dit oogenblik nog niet raadzaam het schenken van sterken drank in de cantines geheel te verbieden. Hij is echter bereid daaromtrent nader met de Indische regeering in overleg te treden. Inmiddels komt het hem wenschelijk voor dat de proef met drank- vrije vereenigingslokalen wordt uitgebreid al naarmate de behoefte daaraan zich doet gevoelen. Nopen» de eventueele vervanging van de kwartaalsgewijze uitbetaling van riddersoldijen door eene wekelijksche, is het gevoelen ingewonnen van de Indische rageering. Dit punt komt aan de orde bij de herziening van de wet op de Militaire Willemsorde. Het is den ondergeteekende niet bekend, dat aan het vervoer van militairen met stoomschepen niet voldoende zorg zou worden besteed, doch hij twjj- felt er niet aan dat eventueele klachten daaromtrent bij de bevoegde autoriteit in Indië ingediend, streng zullen worden onderzocht en dat bij gegrondbevinding er van maatregelen tot verbetering niet zullen uitblijven. Omtrent de zaak van den fuselier van Wesel kan de ondergeteekende mededeelen, dat ten vorigen jare een request, waarbij die persoon bezwaren inbracht tegen de hem in het jaar 1904 door den krijgsraad te Padang opgelegde gevangenisstraf van 3 jaren, ter behandeling werd toegezonden aan den Gouverneur-Generaal, zoodat de Indische regeering de gelegen heid heeft gehad om de zaak opnieuw te doen onderzoeken. De onder geteekende ziet geen aanleiding om thans opnieuw een onderzoekin deze zaak te bevorderen. De vraag, of er niet een te groot verschil bestaat tusschen de soldijen van Europeesnhe en inlandsche soldaten moet de ondergeteekende voorals nog ontkennend beantwoorden. Geen enkel verschijnsel wijst daarop, en zoolang de urgentie voor die soldij verhooging niet is gebleken, acht de ondergeteekende overtuigd van de noodzakelijkheid om de militaire uitgaven zooveel mogelijk te beperken het niet wenschelijk een maat regel voor te stellen, die, bij eene verhooging van de soldijen van die categorie van militairen met niet meer dan f 0,10 daags, reeds tot eene jaarlijksche vermeerdering der uitgaven van plm. f 850,000 zou leiden. De ondergeteekende is niet in siaat omtrent de al of niet gegrondheid van de klachten over de trage promotie van hendie in de kaderschool opgeleidaan de eischen voor korporaal of onderofficier hebben voldaan, maar dien graad niet verwierven, een oordeel uit te spreken. Hem heb ben dergelijke klachten tot dusver niet bereikt. Ook klachten over houders van dagverblijven, die bovenmatige win sten op de door hen verkochte waren zouden nemen, zijn aan de Re geering niet ingediend. De dienst op Zon- en feestdagen is aangegeven in de reglementen op den inwendigen dienst bij de verschillende wapens. Daaruit blijkt, dat op die dagen geen oefeningen worden bevolen, zoodat de deelneming aan sportoefeningen op Zondag niet anders dan vrijwillig kan zijn, en dus daarvan door de Regeering geen vrijstelling kan worden verleend. I. M. T. 1910. 5

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 77