- 72
tot den aanval moet overgaan, wanneer de vijand stormrijp is geworden,
kan men geen beslissing uitlokken. Voor die kern is nog veel geld
noodig. Indien het volksleger niets kostte zou men reeds nu daarmee
kunnen beginnen (aannemende, dat er iets van te verwachten is), thans
echter zijn de millioenen, die voor de bewapening, organisatie en oefening
daarvan noodig zullen blijken, veel nuttiger te besteden om het leger
datgene te geven wat het dringend behoeft.
Over de voorstellen van den generaal van Vlijmen willen we thans
niet verder uitweiden, doch verwijzen naar het in deze aflevering voor
komende artikel over „Harceleeren enz".
De heer Thomson vestigt er de aandacht op, dat bij de ramingen voor
het D. v. O. niet altijd de noodige nauwgezetheid betracht wordt, blij
kende uit het feit, dat ondanks de opmerkingen van de Rekenkamer, die
ramingen ieder jaar overschreden worden, soms zelfs met 100 °/0. Daarna
tot het door den heer van Vlijmen behandelde onderwerp zegt spreker:
Ik kom thans, Mijnheer de Voorzitter, tot enkele opmerkingen met
betrekking tot het leger zelf. Daarbij zal ik allereerst een woord wij
den aan de zeer belangrijke beschouwingen, die wij zooeven van den
generaal van Vlijmen hebben gehoord. Het komt ook mij voor, dat een
oplossing van het legervraagstuk in Indië alleen kan worden verkregen
door in de toekomst meer en meer gebruik te maken van inlandsche
elementen. Ik onderschrijf echter niet volkomen de opmerkingen van
dien geachten spreker. Met name komt het mij voor, dat hij wel een
weinig te veel den nadruk heeft gelegd op het technische gedeelte, terwijl de
sociale kant, die bij het streven naar een volksleger toch in de allereerste
plaats moet gelden, naar mijn bescheiden meening te weinig is belicht.
Ter nadere adstructie van die meening kan ik zeggen, dat ik bij het
geheele betoog in twijfel heb gestaan wat door hem werd verstaan on
der dat dusgenaamde inlandsche volksleger", in het begin werd ge
sproken van een legerreserve en het kwam mij dan ook voor, dat de
heer van Vlijmen daar het oog had op een tweeledig stelsel, zooals
indertijd ook hier te lande heeft bestaan, toen we bezaten leger en schut
terij naast elkaar.
Hij heeft er verder den nadruk op gelegd, dat dit zou moeten zijn
een „vrijwillig" volksleger. Deze beide aanwijzingen nu ik zal over
de zaak op het oogenblik niet verder uitweiden duiden er op, dat het
woord volksleger hier eigenlijk minder goed op zijn plaats is. Het zou
hier naar mijn meening zijn een soort van volkswapening als reserve
naast het beroepslegtr. Indien de geachte afgevaardigde inderdaad
deze meening koestert, zou ik willen wijzen op de ervaring, die wij
te dien opzichte ten onzent hebben opgedaan. In de hoofdzaak - het
betrekken van de inlanders meer en meer in de landsverdediging ga ik
volkomen met den geachten afgevaardigde mede, maar ik meen, dat de
oplossing meer gevonden wordt in den zin van dienstplicht in den een
of anderen vorm.
Mij verder ook aansluitende bij het betoog van dien geachten afgevaar
digde ten opzichte van de waarde van het inlandsch element, ook in de
officiersrangen, zou ik hier een woord van afkeuring willen uitspreken
over een uitlating in het begin van dit jaar opgeteekend uit den mond
van niemand minder dan den toenmaligen legercommandant, die u. 1.