79 - Juist, Mijnheer de Voorzitter, weg met de onteerende strafien. De In dische soldaat wil uit zichzelf komen op hooger peil dan waarop hy voor dezen heeft kunnen staan. Het streven om die inrichtingen te Ngawi en Tjimahi overbodig te maken, trekt mij aan en moet, dunkt mij, toch ook voor de Regeering sympathiek zijn. Waarmede een geheel nieuw gezichtspunt geopend wordt Waarom stelt de heer ter Laan niet voor dit denkbeeld in toepassing te brengen op de geheele maatschappij Weg met alle gevangenissen, de maatschap pij wil uit zich zelf komen tot een hooger peil enz. Schaf de gevangenis sen af en er zal geen diefstal meer zijn! Alleen, hoe de heer ter Laan uit een uitroep in een der organen van den soldatenbond (hebben we aan een „Vaandel nog niet genoeg Weg met Ngawi en weg met Tjimahi de conclusie meent te kunnen trekken, dat bij den soldaat het streven bestaat, die inrichtingen overbodig te maken, dat is ons niet duidelijk. Vervolgens komt de heer ter Laan tot de werving en verklaart hij op te moeten komen tegen de onware voorstelling die men in Holland weeft van den dienst voor de kolonialen in Indië. Hij verwijt den Minister van Koloniën, dat men in deze stad een bios coopvoorstelling heeft gehad, waarin het leven der Indische soldaten in kleuren en fleuren vooral veel kleurenwerd voorgesteld. Laat dit uit van een werfagent? De Minister zal misschien zeggen; ik weet het niet. Maar waarschijnlijk zullen de agent, of zijn onderagenten, of hoe men ze noemen wil, er wel wat van afgeweten hebben. In elk weval zijn zulke voors-ellingen voor deze agenten zeer voordeelig. ik spreek hier now van iets. dat in het openbaar is geschied, maai er zijn tal van andere middelen,' die bij ronselarijen altijd worden gebezigd, en die ook hier zullen worden aangewend. Waarom zou ik den Minister willen vragen durft gi] zelfs in dezen tijd van werkloosheid het handgeld niet af te schaffen 1 erde- digt de Minister het dan? Neen, met geen enkel woord. De Minister w6voelt ook wel, dat in dit handgeld het verleidende element ligt. Hij weet, dat menigeen, die geld begeert of noodig heeft, dat handgeld maar eerst aanneemt, om dan later wel te zien, hoe het gaan zal. De Minis ter verdedigt het handgeld niet, en ik geloof ook niet, dat hij het van zijn Christelijk standpunt gemakkelijk zou kunnen verdedigen. Maar hij schaft het ook niet af; dit weigert hij met groote beslistheid. Hij zegt ronduit, dat hij niet zeker zou zijn, anders genoeg manschappen te krij- wen voor Indië. Hoe deze zaak ook staat, in ieder geval moet door deze Kamer, als vertegenwoordiging van het volk, er voor gezorgd worden, dat elke onzuivere voorstelling bij de werving vermeden wordt. Men kent de platen, die overal, zelfs bij scholen, aangeplakt worden, en waar ook in heldere kleuren op zijn allerschoonst het Indische landschap wordt voorgesteld, en het Indische leven als het ware als een paradijs wordt geschilderd. En alsof dit alles nog niet mooi genoeg is, wordt now het schoone vooruitzicht gegeven, dat men een pensioen krijgt a s men terugkeert, van 5 tot 13 gulden, en als onderluitenant van 21 gul- 1) Indien de heer ter Laan wil meewerken tot de verhooging van het peil van de Indische soldaten, zou bij dan het woord .koloniaal" voortaan niet achterwege kun nen laten. Het moet hem toch bekend zijn dat dit woord nu met zoo n heel gunstige beteekenis heeft.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 91