OuerzicM uan eenige Tijdschriften, Uit den Militairen Spectator No. 11 vermelden wij eon artikel van J. Dorre over het munitievraagstuk bij de Inianterie en een van Kap. J. N. Bruyn over den infanterie-aanval over open terrein. Het Orgaan van de Bereden Artillerie" No. 11 brengt een tweede antwoord op de indertijd uitgeschreven prijsvraag (betreffende indeeling der 12 c.M. Houwitsers) en een artikel van L. J. Kuyck over „Schieten in willekeurig terrein", waarin deze hoogst belangrijke oefeningen ook voor het Nederlandsche leger worden aanbevolen. Aangehaald wordt daarbij de regeling, zooals die in Frankrijk is getroffen; met geen woord wordt er echter melding van gemaakt, dat die oefeningen sedert .jaren ook in Indië worden gehouden. De inhoud van het elfde nummer van Mavors is bijna geheel ook voor Indische officieren van belang. Het bevat o.a. eene applicatorische studie over het vasthouden eener brug door wielrijders van de hand van luit. de Jager met een voorwoord van Kap. Dudok van Heel, eenige een voudige opgaven met betrekking tot het indirecte schot (door Luit. P. M. Yis) waarvan de uitwerking in de volgende aflevering zal verschijnen en wenken over den vorm en den inhoud van berichten door Kap. van Meus. De redactie deelt een en ander mede over de nieuwe regeling betreffende de Koloniale Reserve, waarbij o. a. ter sprake komt de nieuw°- ingevoerde betrekking van „werfagent" en de aan deze personen te verstrekken instructie. Uit deze laatste nemen we het volgende over Art. 2. Ieder agent voor den Kolonialen militairen dienst ontvangt van den commandant der Koloniale Reserve een sciriftelijke opgave van de gemeenten, behoorende tot het district, waarin die agent gehouden is om de koloniale werving met alle door dien korpscommandant geschikt geoordeelde middelen te bevorderen. Hij is gehouden die gemeenten tot gemeld doel te bezoeken op de daartoe door den commandant der koloniale Reserve aan te geven tijd stippen en overeenkomstig diens aanwijzingen. Art. 3. Aan ieder agent voor den kolonialen militairen dienst wordt door den commandant der koloniale Reserve een standplaats aangewezen alwaar hij, in een door dien commandant daarvoor geschikt geoordeelde woning een voor het publiek toegankelijk bureau-lokaal behoort in te richten, waarvan de bestemming duidelijk kenbaar wordt gemaakt door middel van een door den voormelden commandant te verstrekken of goed te keuren bord, met het opschrift: Agent voor den Kolonialen Militairen Dienst. Van enz. Art. 4. Behoudens het bepaalde bij art. 8 is de agent bevoegd om voorloopig aan te nemen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 100