De Dndische Oorlogsbegrooiing uoor 1910,
De beraadslaging in de Tineede Kamer der Stolen-Generaal.
Vervolg.
De heer de Waal Malefijt, Minister van Koloniën: Mijnheer de Voor
zitter! De heer van Vlijmen heeft de rij der sprekers geopend over een
reeks van onderwerpen die mij - de Vergadering zal dit wel willen
celooven niet zoo geheel bekend zijn. Toch zal ik trachten op de
best mogelijke wijze de verschillende opmerkingen te beantwoorden
De Heer van Vlijmen heeft een zeer belangrijke rede gehouden over
een quaestie, die inderdaad een levensquaestie voor Indie mag genoemd
worden, nl. op welke wijze het eiland Java tegenover een buitenlandschen
Tijand kan worden verdedigd en in hoeverre het leger lat wp,daar
hebben, in een strijd tegen een zoodamgen vijand, geacht kan worden
opgewassen te zijn tegen de zware taak die het dan zal hebl>en *e
vullen. Ik kan dien geachten afgevaardigde verzekeren, dat ik met
alleen met de meeste belangstelling zijn rede heb aangehoord, maar dat
het door hem op zoo voortreffelijke wijze behandelde onderwerp ook bij
5 SUt.n,.»t -He ."«.«kt kerft, die het .erii.n. Het
is dan ook om, zoodra ik zal zijn bekomen van de groote drukte der laat
ste dagen, deze zaak zoo spoedig mogelijk ter hand te nemen en in.overleg
met den nieuwen Gouverneur-Generaal te overwegen of met een beteie
richting aan de zaak te geven is dan tot nu toe het geval_isS6'™08
De geachte afgevaardigde uit Leeuwarden, die gewoon is bp dit hootd-
stuk zijn licht te doen stralen, wat niet onnoodig is, waar met alle le-
den even groote kennis van deze zaken hebben als hij, heeft er op g
wezen, dat de begrooting niet altijd klopt met de rekening, met andere
woorden, dat de ramingen in den regel belangrijk lager waren dan de
uitgaven en hij gaf eenigszins kras te kennen, dat de Minister de zaak
niet zoo'ernstig scheen op te nemen als de geachte afgevaardigde ze f.
De geachte afgevaardigde vergist zich inderdaad als hij meent, da
het mij onverschillig zou zijn of de ramingen der oorlogsbegrooting al
of niet steunen op goede gegevens; maar er is geen enkel depaitemen
waar het zoo moeilijk is van sommige onderdeden juiste ramingen te
geven als bij het 'departement van oorlog. Hoezeer men zich ook in
spant de raming in overeenstemming te brengen met de later blijken. e
behoeften, telkens blijkt nog meer noodig te zijn
Ik zou echter den geachten afgevaardigde willen vragen of hg mee
dat het voordeeliger zou zijn een andere gedragslijn te volgen en wat
ruimer ramingen te maken. Zou een voorzichtige raming met in Indie
een voortdurende prikkel zijn om de uitgaven met te veel uit te zetten