In 37 (2) wordt gezegd, dat de invulling van rubriek 5
met „nog niet" slechts mag plaats hebben als er geen voldoen
de gegevens ter beoordeeling zijnook dit is jammer.
Hoeveel malen komt het niet voor, dat men van een luitenant
wel voldoende gegevens heeft, icel van hem weet, dat hij op zijn tijd
zonder twijfel geschikt zal zijn voor den hoogeren rang, doch dat
hij thans nog niet geschikt kan worden geacht, omdat hij „nog
eenige leiding noodig heeft" of „nog te kort schiet in aplomb.
Ja kan het dus niet zijn, nog niet is verboden, rest het hate
lijke neendat een ernstige beteekenis heeftvide alinea (3) van
37 „Invulling met „neen" sluit latere wijziging in bevesti
genden zin niet uit". Den beeordeelde moet het dus voorkomen,
of die wijziging in gunstigen zin in ieder geval in. hooge mate
aan twijfel onderhevig is, terwijl dit inderdaad niet 't geval is.
Voor kapiteins is dit bezwaar blijkbaar ingezien de drie eer
ste beeordeelingen in dien rang luiden gewoonlijk „nog niet"
(37 (2)), terwijl men toch bij de derde beoordeeling meest
al wel voldoende gegevens zal hebben voor ja of neen.
Dit bezwaar zal echter vervallen als men de conduites openlegt,
dan kan ieder de waarde van het ja, neen of nog niet zelf beoordee-
len; ook ziet hij dan of hij ten volle ja heeft of slechts op t
nippertje en kan hij daaruit of zelfvertrouwen putten of een
aansporing vinden om zich zooveel mogelijk in de goede lich
ting te ontwikkelen.
Men ziet: telkens en langs andere wegen komt men weer
tot het groote bezwaar van de geheimhouding der beoordee
lingen, de kanker, die knaagt aan de onderlinge appreciatie van de
leden van ons officierskorps, met de ontmoedigende wei king van
de afkeuring alleen zonder waarneembare waardeering van het
goede. Dit euvel zou in de eerste plaats weggenomen moeten wor
den in de tweede plaats zal de normaal officier moeten verdwijnen,
de toetssteen van ons allen, de kleurlocze en schimachtige mid
denman, waarvan we nog niet eens weten of hij visch of vleesch
is, geschikt wordt geoordeeld voor bevordering, ja dan neen.
De moeilijke vraag dient met ernst overwogen te wordenvan
de juiste wijze van beoordeeling hangt net af of we in ons leger ook
de juiste mannen op de hun aangewezen plaatsen zullen zien.