De belangrijkste wijzigingen in de üederlandsche üestingartillerieuoorschriften, Vervolg van blz. BI.) Het ontwerp-voorschrift voor het gebruik der artillerie in stel lingen, kortweg genoemd voorschrift stelling-artillerie, begint met mede te deelen waaruit een stelling of linie bestaat, n. 1. uit forten, batterijen, tusschenlinie en vóór- en achterterrein dat een fort een stormvrij steunpunt is, bewapend met geschut voor de nabij verdediging en voor groot flankement x); en dat de hoofdverdedigingslijn in het algemeen van de keel van het eene werk tot die van het andere loopt en zich daarbij aanpast aan het terrein. Daarna geeft het aan hoe in het algemeen de sectoren, groepen en vakken genoemd worden en welke namen aan de standplaatsen van de commandanten der eerste twee onderdeelen gegeven worden. Men heeft het onnoodig geacht nog op te nemen, dat elke stelling ten opzichte van de landsverdediging een op zich zelf staand geheel vormt; ook niet dat de dag 24 uur duuit en te middernacht begint, en wat men onder nachtelijk vuur en vui en bij nacht verstaat. Over de veiligheids- en de versterkte bewapening van een stelling, thans herdoopt in voorloopige- en aanvullingsbewapening, werd in het oude groepsverband géén woord gerept. Thans han delen bijna twee bladzijden over den aard en de bestemming dier beide onderdeelen en over de stelling—of linie desectoi- en de groepsparken, waarin het geschut der aanvullingsbewa pening kan zijn vereenigd. De minder beweegbare batterijen komen in de eerste plaats in aanmerking vooi vei deeling over ~~n Toch wordt verderop in het voorschrift nog rekening gehouden met de omstan digheid, dat op de oudere forten ook nog batterijen voor vuur op grooteu afstand zijn gelegen. I. M. T. 1910.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 231