Dog eens: 5et samenspelen Dan meerderen met minderen in militaire Doetbafoereenigingen, In de eerste aflevering van dit jaar komt in dit tijdschrift een artikel voor van de hand van den Heer Bakker, handelend over bovengenoemd onderwerp, 't welk mij tot een kort we derwoord uitlokt en wel in de eerste plaats om de zekere te genstrijdigheid die er bestaat tusschen den titel en den inhoud. De heer B. toch toont zich in het algemeen een voorstander van het samenspelen van officieren met minderen, 't geen evenwel niet belet, dat ook hij zich niet vereenigen kan met de wijze waarop dat samenspelen op het oogenblik plaats heeft. (Zie de door den heer B. gestelde eischen). Au fond komen de heer B. en ik dus eigenlijk tot dezelfde conclusie, n.l. dat de toestand zooals die nu is, veranderen moet en dan kan er toch allerminst sprake zijn van een „protest". Zijn wij 't dus over deze hoofdkwestie eens; om trent de wijze waar op die verandering moet geschieden, loopen onze meeningen uiteen. Daar, waar ik het samenspelen van meerderen met min deren, als zijnde gevaarlijk voor de discipline verwierp, geeft de heer B. eene andere oplossing om die klip te omzeilen; hij wil namelijk dat de medespelende officieren wat betreft tact en spelkwaliteit aan zekere eischen voldoen. Afgezien van de praktische onmogelijkheid aan deze eischen de hand te houden, (wie moet uitmaken of een officier uitblinkt en over de noodige tact beschikt? wat dit laatste betreft, een wel wat zware eisch voor pas uit Holland aangekomen officie ren die 't grootste bestanddeel der medespelende officieren vormen), is mijn vraag: Waarom stelt de heer B. deze eischen En zijn antwoord luidt: Omdat 't samenspelen zoo bescha vend op de minderen werkt, een waarborg is voor den goeden toon en er over het algemeen eene opvoedende kracht van uitgaat. Daarom wil de heer B. het samenspelen behouden. Maar wanneer het den voorstanders om deze voordeelen te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 252