De Duitsche keizermanoeuures dqii 1909,
De Duitsche keizermanoeuvres van 1909 waren zoowel door
sterkte, als door samenstelling van de deelnemende troepen
van meer dan gewone beteekenis. Met minder dan 125000 man
en 21900 paarden, verdeeld over 5 legerkorpsen en 3 cavalerie*
divisiën en bestaande uit Pruisische, Beiersche, Wurtembergsche,
Badensche en ïïessische troepen, waren in het manoeuvrege-
bied verzameld. De groote sterkte van beide partijen maakte
het mogelijk de partijcommandanten geheel zelfstandig te doen
handelen, onafhankelijk van den opperbevelhebber eener ver
onderstelde hoofdmacht, hetgeen vroeger, toen niet meer dan
2 a 3 legerkorpsen optraden, niet gebeuren kon. Het optreden
van Beiersche troepen, in onmiddellijk verband met troepen
uit andere staten, kon niet anders dan van groot belang voor
de samenwerking in oorlogstijd zijn; immers, in tegenstelling
met de troepen van Wurtemberg, Baden, enz., neemt het Beier
sche Leger eene zelfstandige positie in de geheele Duitsche
weermacht in. Ook zullen redenen van politieken aard, met het
oog op het in de Zuidduitsche staten heerschende particularisme,
aan de samenstelling der manoeuvreerende troepenmacht niet
vreemd geweest zijn.
Eene verdere bijzonderheid was het onderstellen van den al-
gemeenen oorlogstoestand, welken men zoodanig gekozen had,
dat eene partij naar twee zijden moest front maken, natuurlijk
alleen in strategischen zin. De ligging van het Duit che Rijk
tusschen de „nations amies et alliées" Frankrijk en Rusland
heeft allicht invloed op het kiezen van deze onderstelling gehad.
Hoewel beiden partijcommandanten volle vrijheid van han
delen gelaten was, wist de manoeuvreleiding door het aannemen
van een nieuwen toestand de manoeuvres in de door haar ge-
wenschte richting te doen verloopen, al waren de beweegre
denen daartoe voor een ouitenstaander niet altijd even duidelijk.