288 Een nuttig boekje. t -^s yorm kunnen wij dus aannemen, dat de paardenjongen alleen in t garnizoen dienstig is, nauwelijks komen de paarden buiten 't garni zoen, komen zij dus voor zwaarder werk te staan in voor hen abnormale omstandigheden, dan krijgen ze ook een andere voor hen vreemde verzorger, met lastige ot prikkelbare paarden kan dit nog al eens aan leiding geven tot drama's. Heb ik nu te veel gezegd, toen ik neerschreef dat 't instituut der paardenjongens ons op den hals geschoven was? Is het dan van zoo weinig belang, dat de paarden der officieren goed verzorgd worden? Bij paardeninspecties worden de officiers paarden voorgebracht door cavaleristen, waarom? 't Is of men dan plotseling het eigenaardige van de instelling der paardenjongens voelt. Waar in de Europeesche legers elk cavalerie officier zijn oppasser vindt in het Escadron, daar zal dat bij ons toch ook wel mogelijk zijn, vooral ook omdat onze mensehen gemiddeld toch zeker wel 8 a 9 jaar dienen. Sommige oefeningen, als schijfschieten, kunnen door de oppassers mede gedaan worden. Bij meerdaagsehe oefeningen of te velde gaat de oppasser natuurlijk mede. Ik geloof niet, dat hiermede de gevechtskracht van het Escadron benadeeld wordt en hoop, dat de paardenjongens zoo spoedig mogelijk verdwijnen. Huzaar. Naschrift t Huzaar" wijst hier op een misstand, die niet alleen door de Cavalerie officieren gevoeld wordt. Ook de officieren der be reden artillerie, meer bepaald der veldartillerie ondervinden dezelfde be zwaren, alsmede de officieren van den generalen staf. Aan deze laat- sten is het bijna niet doenlijk op verkenningen hun eigen paard mede te nemen, omdat het niet mogelijk is de dieren een behoorlijke verpleging te verzekeren en onderweir altijd menschen te vinden, die ze kunnen vasthouden, wanneer de werkzaamheden te voet moeten worden voortgezet. Evenzeer als de cavalerie officieren is het voor de bovengenoemde Categoriën van officieren gewenscht, dat zij tenminste buiten het garnizoen kunnen beschikken over een bereden oppasser. Bed. Korten tijd geleden kwam mij een boekje in handen getiteldNotion sur la prophylaxe des Maladies épidémiques dans 1' armee métropolitaine et coloniale par le médeciD principal de 2e classe Troussaint, médecin chef de l'école supérieure de guerre (éditeur Henri-charles-Lavanz9ile, Paris). Het dateert reeds van 1908, doch heeft nog niets van zijne waarde verloren. Een dergelijk boek zou ik gaarne in handen zien van alle Militaire-en Detachementscommandanten. Daardoor zou veel strijd worden voor komen. Ik meen, dat wrijvingen en eene slechte verstandhouding, vooral op de posten, tusschen commandanten en officieren van gezondheid, dikwijls hun oorsprong vinden in een hygiënisch advies door de laatsten gegeven. Bedoeld in het belang van den soldaat, wordt zoo'n advies dan somtijds beschouwd als eene aanmerking op het beleid en de eleetri- citeit is in de lucht, die zich dikwijls eerst later bij eene andere gelegen heid ontlaadt. De oorzaak van een en ander schuilt in de opleiding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 300