293 üerfeeerde OpDGÜing, wapend zijn, we! een geschikt wapen mag heeten tegen inlandsche vijanden. Uit tal van mededeelingen is vernomen, dat wegens de geringe stopping- power van het wapen in zeer vele gevallen de door een kogel getroffen vijand niet buiten gevecht wordt gesteld. Vooral bij overvallingen en kle wangH an vallen ondervinden onze manschappen hiervan zeer ernstig de gevolgen. Men meende dan ook, dat onzen soldaten neen verwijt kan treffen, indien zij zeiven door vervorming van den nikkelen mantel van den kogel de uitwerking van hun scliot vcrhoogan. Het geldt hier, wa'r de door een gewonen kogel getroffen inlander voor hen een gevaarlijke vijand blijft, een zaak van wettige zelfverdediging en van lijfsbehoud 1 zoodat van een verbod der zoogenaamde dum-dum kogels, naar het oordeel der hier aan het woord zijnde leden, geen sprake behoort te zijn. Met voldoening was dan ook de verklaring van den Minister ver nomen, dat Z. E. bereid is met zijn ambtgenoot van Oorlog in overleg te treden omtrent de wenscbelijkheid der benoeming van eene technische commissie, die de opdracht zou bekomen naar eene bevredigende oplossing van het vraagstuk te zoeken. Ks. Blijkbaar tengevolge van eene verkeerde lezing (uit haar verband gerukt) der 4e alinea van art. 177 I. D. Inf., wordt door militairen, die b.v. voor een wachtlokaal zitten te eten, geen militaire groet aan hun meerderen gebracht. De bewuste alinea, luidende: „Zijn de onderofficieren of manschappen bezig met eten, dan kunnen zij daarmede voortgaan, doch moeten het stilzwijgen bewaren", stelt de daarin vermelde militairen vrij van het doen van eenig eerbewijs voor een officier, die hen passeert. Men moet haar echter lezen in verband met de rest van het artikel, waardoor blijkt, dat de vrijstelling gegeven wordt aan onderofficieren of minderen, die zich in een voor den militairen dienst bestemd locaal bevinden. De practijk, waartegen slechts hoogst sporadisch door enkele officieren wordt opgetreden, is nu, dat het voldoende is voor een zich voor een wachtlokaal bevindend militair, een homp brood in de hand te nemen om zich gerechtigd te achten, elk passeerend meerdere te negeeren. Waar deze door den tijd ingeslopen verkeerde opvatting n. o. m. in strijd is met de denkbeelden omtrent een gezonde discipline, werden deze regelen geschreven om op te wekken tot het meer algemeen tegen gaan van dien misstand, daar tot nu toe die verkeerde opvatting door het gros der officieren niet slechts getolereerd maar zelfs onnadenkend gedeeld werd. K. s. 1) Cur&iveering van mij Ks.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 305