402
„geweer aftrekt onder een natuurlijken schootshoek, die zoo
„groot is, dat alle andere schietfouten en schietbekwaamheden
„daardoor verdwijnen".
Om de oorzaak van dit verschijnsel te vinden, moeten we na
gaan hoe het afgeven van een schot gebeurt, m. a. w. op
welke wijze de daartoe noodige bewegingen tot stand komen.
We zullen daarvoor een uitstapje moeten doen in de psychologie.
Elke spierwerking, onverschillig of deze beweging dan wel
stilstand van lichaamsdeelen veroorzaakt, geschiedt door het
samentrekken der betrokken spieren. Bij een dergelijke spier
werking worden altijd meerdere spieren tegelijk gebruikt om
een lichaamsdeel te bewegen, dan wel te fixeeren. Elk dier
spieren heeft zijne eigen zenuwbaan en ontvangt zijn eigen
prikkel tot samentrekken van uit de hersens. Teneinde nu
het beoogde resultaat te verkrijgen zullen de werkingen der
samentrekkende spieren in grootte en richting in een zekere
bepaalde verhouding tot elkaar moeten staan. Immers al deze
werkingen vormen krachten en snelheden, die op elk wille
keurig tijdstip slechts tot ééne eindresultante kunnen samen
gesteld worden.
De samenstelling dezer werkingen noemt men spier coördinatie
en de menschelijke geest bezit het vermogen de gewenschte
verhouding door oefening zeer juist te leeren bepalen.
De spiercoördinatie kan op twee verschillende manieren plaats
vinden. In de eerste plaats onderscheidt men bewegings-coörclinatie.
De resultante der samenstellende werkingen heeft hierbij op
een willekeurig tijdstip een bepaalde richting en grootte, die
eene beweging van het lichaamsdeel veroorzaakt. Is daaren
tegen de bedoelde resultante nul, dan houden de spieren elkaar
in evenwicht; deze toestand noemt men evenwichtscoördinatie.
Practisch wordt het evenwicht nooit bereikt, doch heeft de
resultante bijna voortdurend een kleine waarde, waardoor het
lichaamsdeel een ononderbroken beweging heeft om en dooi
den beoogden evenwichtsstand.
Bijna alle werkingen van het lichaam zijn gevolgen van een
prikkel van buiten, waarop wij reageeren. Meestal door ons
oog of oor, zeldzamer door de andere zintuigen opgevangen,
worden ze geleid naar het centraalorgaan, de hersens, waar ze