\7an Ureemde begers. Stalië. Dïscïplïne-uraagsfuk in Staiië. In het italiaansche leger houdt men zich reeds jaren bezig met het vraagstuk betreffende den zedelijken invloed van den officier op den soldaat, dien geestelijken hefboom voor eene militaire opleiding. Eene bedenkelijke strooming ging van de z. g. „jonge school" bij het korps officieren uit. Deze wilde, door verzwakking der tot dusver gel dende grondbeginselen der krijgstucht, den invloed van den officier op den man vergrooten en bedacht niet, dat het italiaansche volk bij zijne uitstekende eigenschappen, toch ook de ondeugd bezit van een sterk ontwikkeld individualiteitsgevoel en eenen tegenzin in alles wat gezag en discipline betreft, hetgeen voor een leger noodlottig kan worden. Men vergat, dat Napoleon, half Italiaan, het wezen der krijgstucht heeft uitgedrukt met de woorden: „poignée de fer dans un gant de velours." Gehoorzaamheid uit dwang en plichtsgevoel mocht volgens die „jonge school" niet meer worden aangekweekt, slechts die, welke voortspruit uit overtuiging, moest van de ondergeschikten verlangd worden. Een officier mocht niet meer de „meerdere" maar moest in de eerste plaats de op voeder en vriend van den soldaat zijn, die in alles het voorbeeld geeft. De „vaderlijke" krijgstucht kreeg meerdere aanhangers. Ongeveer twee jaar geleden zetten de voorstanders dezer richting kenmerkende veranderingen door in het van 1872 dagteekenende voor schrift op de krijgstucht. De persoonlijke macht van den meerdere tot straffen werd belangrijk verminderd. Men bracht meer voor den rechter, die in 't land van Lombroso en diens theorieën over erfelijke belasting enz., meer een „gant de velours" dan een „poignée de fer" bezat 1), en hoopte hierdoor eene grootere zekerheid te verkrijgen voor een on partijdig en weloverwogen strafoplegger. Dat men in deze gefaald heeft, bewijst het onlangs opnieuw veranderen van het voorschrift en met prijzenswaardige openhartigheid geeft eene toelichting van den M. v. O. de aanleiding tot deze algeheele wijziging op. Doelende op de poging om met den „vaderlijken" invloed van den officier de ondergeschikten door liefde en vereering aan zich te binden" zegt hij: „De ervaring heeft geleerd, dat deze, op zich zelf juiste grond beginselen, wel is waar op het meerendeel der elementen, waaruit het leger bestaat, zijn toe te passen, maar dat zij in de praktijk toch niet ten allen tijde doorgevoerd kunnen worden. De tegenwoordig geldende grondbeginselen van het voorschrift 1) Talrijke bewijzen hiervan gaf de dikwijle zeer interessante rubriek van r Italia Militare en Marina." I. M. T. 1910. 33

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 521