Enkele gegeuens omtrent bet Sndiscke Snelnuur ueldgescbut, Vervolg van blz. 500). Slechts zelden is de astronomische kijker op de vorenom- schreven eenvoudige wijze ingericht, omdat een samenstelling uit twee enkele lenzen aanleiding geeft tot verschillende, hin derlijke onvolkomenheden in de beelden. In de eerste plaats geven lenzen alleen dan juiste beelden (d. w. z. dat alle stralen, door een willekeurig punt van het voorwerp uitgezonden, na de breking in één punt samenkomen) wanneer de bolvormige oppervlakken, die de lenzen begrenzen, slechts een zeer klein gedeelte van het geheele bolvormige opper vlak, uitmaken D; is dit niet het geval, dan zullen de lichtstralen, die van eenig punt van het voorwerp op de lens vallen, na breking niet in één punt samenkomen. In het algemeen zullen de randstralen, d. z. de stralen, die nabij den buitensten rand door de lens gaan, sterker gebroken worden dan de centrale stralen, d. z. die welke in een kleine cylindrische ruimte rond om de as van de lens gelegen zijn, die dus zeer kleine hoeken met die as maken en in de nabijheid daarvan loopen. De verschillende stralen van eenzelfde punt zullen elkaar dus na breking in een groot aantal punten, in stede van in één enkel punt doorsnijden, welke tezamen het brandvlak vormen; de doorsnede hiervan met een vlak door de hoofdas heet brand- lijn of diacaustische lijn. 1) Yan dergelijke brekende oppervlakken zegt men, dat zij een geringe openingv hebben en verstaat dan onder opening den hoek A M B, (fig. 17) als AB het grensvlak, M het krommingsmiddelpunt, O het midden van het brekende oppervlak, dus M O de hoofdas is. Bij een lens geeft men ook wel de middellijn der lens als opening aan en noemt dan de verhouding van die middellijn tot den hoofdbrandpuntafstand de betrekkelijke opening, 16 voor de objectieflens van den panoramakijker is zjj - 0.2. 80

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1910 | | pagina 567