Dogmaols Inlandsche Officieren,
Toen eenmaal beslist was, dat aan zonen van aanzienlijke Inlan
ders de gelegenheid geopend zou worden om opgeleid te worden
voor den rang van officier, moest eene keuze gedaan worden uit:
a. opleiding in Nederland met eene gelijke opleidingen dus
met gelijke inkomsten als voor de Europeesche ranggenooten
is vastgesteld;
b. opleiding in Indië, waarbij lagere eischen gesteld en dus met
toekenning van een lager tractement volstaan zou kunnen worden.
Hoewel voorstanders van de 2de wijze van opleiding nimmer in
het openbaar van hunne opinie wilden, konden of mochten doen
blijken, werd door de Regeering toch zooveel waarde aan hunne
meening gehecht, dat de keuze op laatstgenoemd stelsel is gevallen.
Toen het echter bekend werd, dat de afgetreden Legercomman
dant eveneens een tegenstander was van de thans gevolgde wijze
van opleiding, werd dit feit zoowel in dagbladartikelen als in de
Tweede Kamer der Staten Generaal scherp gecritiseerd. Waarom?
Bestaat er bij de tegenwoordige opleiding kans, dat de karakter
eigenschappen .der Inlandsche jongelui zich eenigszins zullen
assimileeren aan de onze, dat deze Inlanders, eenmaal als offi
cier in de gelederen, de Hollandsche Regeering dankbaar zullen
zijn voor de positie te hunnen behoeve geschapen, dat zij hun
tegenwoordigen overheerschers aanhankelijkheid zullen betoonen,
dat zij ervan overtuigd zijn dat geen enkele andere natie, die
wellicht onze plaats zou kunnen innemen, hen beter zal behan
delen, dat zij hunne knellende familiebanden losser zullen ma
ken, dat zij zich bij voorkeur onder hun Europeesche collega's
zullen thuis gevoelen?
Is dan een ieder, die deze vragen ontkennend moet beant
woorden en die ervan overtuigd is, dat de gevolgde weg in
kritieke momenten tot decepties moet leiden, niet zedelijk
verplicht dit luide uit te spreken?
I. M. T. 1910.