70 -
te verkrijgen. Men moet het daarheen leiden, dat ook zoons van hoofden
en familiededen van hoofden, goed onderwezen, er een eer in stellen als
onderofficier of luitenant eenige jaren in ons leger op te treden en
daarna ook eenige jaren als reservist zich beschikbaar te stellen.
De tweede voorwaarde geldt de organisatie.
De overste Hering deelt mede, dat er op den huidigen dag een stroo
ming is in het leger, die het denkbeeld voortstuwt om den Javaan te
verheffen en te herscheppen, door hem in steeds nauwer verband met de
Europeesche troepen te doen optreden en er een strijder van te maken,
gelijk aan den Europeaan. Dat denkbeeld gaat m. i regelrecht tegen
den aard van den Javaan in. De Javaan verschilt in natuurlijken aanleg,
karakter en eigenschappen zeer veel van den Europeaan. Ik behoef'
daarover niet uit te weiden, maar ik verwacht geen tegenspraak, als ik
beweer, dat de Javaan van nature is aangelegd voor den zoogenaamden
kleinen oorlog, voor oorlogshandelingen als hinderlagen, overvallingen,
sluippatrouilles, snelle terugtochten enz. De Europeaan daarentegen is
meer bruikbaar voor gevechten in open terrein en in al die omstandig
heden waarbij het er op aankomt in groote afdeelingen het verspreide
gevecht te voeren en hardnekkig voort te zetten, onder een infanterie en
een artillerievuur, zooals onlangs nog Mantschoerije ons heeft te aan
schouwen gegeven. Beide troepensoorten kunnen zeer nuttig zijn en
elkander aanvullen, maar zij moeten aangewend worden elk in hun eigen
sfeer, overeenkomstig hun eigen karakter. M. a. w bij oorlogen tegen
inlandsche vijanden kunnen zij, zooals tot nu toe steeds geschiedt, naast
elkander optreden, maar in den strijd tegen den buitenlandschen vijand
moet de rolverdeeling m. i anders zijn. De inlandsche afdeelingen
moeten den vijand gedurende diens marsch naar het object rusteloos
bestoken door onverwachte aanvallen; de Europeesche afdeelingen, die
de legerkern, de zware infanterie vormen, moeten in de binnenlanden een
gunstige stelling kiezen om den vijand te bestrijden met de geheele ar
tillerie, waarbij ook mitrailleurs-afdeelingen, die er nog niet. zijn, zeer
goede diensten zullen kunnen bewijzen.
Het Javaansche volksleger moet een geordende guerilla voeren, evenals
de inlandsche legerafdeelingen. De vijand moet zich gedurende zijn opmarsch
nimmer veilig, nimmer rustig wanen. Bij deze guerilla zijn snelheid van
beweging en vernuft in het gebruikmaken van het terrein hoofdfactoren.
De berg-Javaan is hier in zijn element. Hij zal onvermoeid zijn, indien
hij door vastberaden officieren, zoowel Javaancho als Europeesche, wordt
voorgegaan. Ten einde een nasleep van koeiies met levensmiddelen te
vermijden, zou elk man een voorraad voor 24 uur bij zich kunnen
dragen en voor elke afdeeling of compagnie zou een desa kunnen dienen
als vooraadschuur en verademingsplaats.
Ik heb mij deze wijze van strijdvoeren op Java tegen een buitenland
schen vijand altijd zoo voorgesteld, en nog heden moet ik zeggen, dat
ik het denkbeeld niet onuitvoerbaar vinden kan, ondanks de woorden die
ik in het antwoord van den Minister op het Yoorloopig Verslag heb ge
lezen. De Minister zegt daar: „Naar het oordeel van de Indische regee
ring is weinig practisch effect te verwachten van pogingen om de inland
sche bevolking te organiseeren tot daadwerkelijken steun voor de operaties
van het leger in geval van oorlog." Ik heb deze regels met verbazing
gelezen. Mijn meening is deze. Indien na enkele jaren de zonen en