88
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
Hoe is nu de houdiDg welke bi)' dezen staat van zaken in het
Meergebied door de hoofden wordt aangenomen F De voornaamste
hunner hebben zich aan ons gezag onderworpen met uitzondering
alleen van Kedjoeroean Linggo, het algemeen hoofd van het belangrijk
gebied, dat aan gene zijde van het gebergte bezuiden het Meer gelegen
is. Hij heeft zich nooit willen melden en de jaren lang door onze troepen
tegen hem ingestelde vervolgingen hebben nog geen succes opgeleverd
hetzelfde is het geval met verschillende kleine stamhoofden. De
invloed der andere, onderworpen, hoofden is tot nu toe niet in staat
geweest veel ten goede voor ons uit te werken.
Het meest opvallend is de toestand in de naaste omgeving te Ta-
kengon. Daar hebben de voornaamste hoofden zich onder de be
scherming van het bivak geplaatst en vlak daarbij huizen gebouwd
dewijl zij zich, althans 's nachts, in hunne eigen gampongs niet veilig
achtten. Zij toch, het dichtst bij de hand zijnde, waren het van wie
door ons in de eerste plaats inlichtingen gevraagd of gevorderd werden
omtrent de namen, de schuilplaatsen en de verrichtingen der kwaad
willigen. Een der middelen nu waardoor deze laatsten zich trachten
te handhaven in de boven beschreven positie bestaat in een zeer
hardhandig optreden tegen degenen die hen verklagen of door wier
toedoen zij in ongelegenheid geraken; menigeen heeft dit reeds met
den dood moeten bekoopen. Daar komt bij dat juist in die streken
de kwaadwilligen momenteel het best van geweren voorzien zijn en
ook dat onder hen zich familieleden van sommige hoofden bevinden,
welke laatsten daardoor al in eene bijzondero moeilijke positie ko
men te verkeeren.
Elders, in het Isaqsche en de Doesoen, wonen de onderworpen
hoofden wel in hun eigen gebied maar zij komen er voor uit dat de
kwaadwilligen ook daar in zeker opzicht vrij spel hebben, vooral als
deze in het bezit van geweren zijn en dat die lieden leven op de
gampongbevolking. In het Samarkilangsche is zooveel gebeurd dat
deze streek thans geheel is uitgestorven of verlaten.
Het landschap Gajo-Loeos heeft verleden jaar een slechten tijd
doorgemaakt. De benden hadden eenige malen een succes te boeken en
begonnen steeds brutaler op te treden waaraan eerst een einde kwam
toen de gelegenheid zich voordeed aldaar marechaussee te legeren
en eenigen tijd eene strenge vervolging tegen de kwaadwilligen in te
stellen.
De opheffing van de afdeeling Bambèl is door den Gouverneur voor
gesteld om reden dat de samenstellende deelen zoo ver uit elkaar
liggen en door zulke woeste terreinen van elkaar gescheiden zijn
dar van eene daadwerkelijke controle van den te Koeta-tjané geves-
tigden assistent-resident over zijne afdeeling toch geen sprake kon zijn.
Daarmede zoude dan gepaard gaan dat de Gajo-Loeos en de Alaslanden af
zonderlijke afdeelingen gingen vormen direct onder den Gouverneur
staande, hetgeen voor het oogenblik om bijzondere redenen wellicht het
best is, doch door zijne ligging en de wijze, waarop de verbetering der
communicatiewegen der Gajoe-Loeos met de kust is ter hand genomen,
zal dat landschap later het best in aanmerking komen voor indeeling
bij de afdeeling Oostkust van Atjeh.