91
beslissing over de al of niet vervanging door een civielen bestuurder
aan de beslissing van de Indische Regeering worden onderworpen.
Wie, om de in het Voorloopig Verslag vermelde reden, in de ver
vanging van militaire bestuurders door tijdelijk nonactief zijnde offi
cieren niet veel meer dan een woordenspel meent te zien, verliest uit
het oog, dat wanneer de civiele gezaghebber niet is officier in actieven
dienst, het civiel en militair gezag niet meer in één hand berust,
maar doet ook onrecht aan zoo menig officier, die zich, niet het minst
in Atjeh, als een uitnemend bestuurder heeft doen kennen.
Uitgaven in Indië.
Ille Afdeelixg.
Met ingenomenheid constateerde de ondergeteekende, dat de voorge
nomen nieuwe regeling der buitenlandsche verloven van de Indische
landsdienaren algemeene instemming mocht verwerven. Het ligt in
de bedoeling die regeling in te voeren, zoodra de onderwerpeljjke
ontwerp-begrooting wet is geworden.
Eene inkrimping van den termijn voor het verlof tot 5 jaren en
van het verlof zelf tot 7 maanden acht de ondergeteekende niet raad
zaam De reis van Indië naar Europa en terug vordert onder de tegen
woordige omstandigheden gemiddeld twee maanden. Werd nu tot
evenbedoelae inkrimping overgegaan, dan zou men dus na een verblijf
van 5 jaren in Indië als regel slechts gedurende 5 maanden in Europa
kunnen vertoeven.
De nieuwe regeling zal niet van toepassing zijn op de vóór de in
werkingtreding daarvan verleende verloven, noch op de verlengingen dier
verloven. Deze blijven beheerscht door de bepalingen betreffende verloven
naar Europa, welke op het tijdstip der inwerkingtreding van de nieuwe
regeling van kracht waren.
De bestaande regeling der buitenlandsche verloven kent geen bui
tenlandsche verloven, door te brengen in Indië. De nieuwe regeling
brengt hierin geen wijziging.
IXde Afdeelixg.
De hoogere aanvraag van 21/2 ton voor militaire uitgaven moet
hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de verhooging van de on-
derafdeelingen 148 (levensmiddelen, brand- en lichtstoffen), 149 (klee
ding, equipement enz.) en 151 (vervoer te water en te land), welke
verhooging, gelijk blijkens het Yoorloopig Verslag terecht is ingezien,
in hoofdzaak strekt om overschrijding van ramingen zooveel mogelijk
te voorkomen.
Zooveel mogelijk wordt overigens naar bezuinigingen op de
legeruitgaven gestreefd, doch die bezuinigingen mogen niet leiden
tot vermindering van de kracht van het leger, dat steeds gereed
moet zijn om zoo noodig de verdediging van Indië op zich te nemen.
Op versterking van de weermacht voor dat doel is de Regeering
dan ook bedacht. Wel toont de legerreserve, volgens de laatst
ontvangen opgaven bedragende 361 Europeanen, 1 Amboinees en