INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT!
95
verband waarmede sedert eenigen tijd proeven worden genomen met
een noodration, bestaande uit rijst met gedroogde visch of dendeng,
een en ander op bijzondere wijze bereid, welke proeven reeds goede
resultaten hebben opgeleverd.
Ten aanzien van het vervoer van militairen met stoomschepen ver
oorlooft de ondergeteekende zich te verwijzen naar het terzake mede
gedeelde op bladzijde 57 van de Memorie van Antwoord op het Voorloopig
Verslag der Tweede Kamer betreffende de loopende begrooting. De
opmerking met betrekking tot het vervoer van die militairen per
spoortrein zal onder de aandacht van de Indische regeering worden
gebracht.
Met verwijzing naar het te dezer zake medegedeelde in bijlage E
der Memorie van Toelichting moet de ondergeteekende als zijn meening
te kennen geven, dat hij het raadzaam acht, alvorens tot de vermeer
dering van het aantal drankvrije cantines over te gaan, de resultaten
af te wachten van de aanhangige proef met de tot gezellige onder-
officiers- en soldaten societeiten vervormde cantines.
De vraag, of er naar billijkheid aanleiding bestond om aan de korps
schoen- en kleermakers een hoogeren rang dan dien van korporaal toe
te kennen, is reeds in 1908 door de Regeering overwogen geworden.
Daar echter de werkzaamheden van de meesters-werklieden bij de
korpsen zich grootendeels bepalen tot het verrichten van herstellingen,
zoodat aan die betrekkingen geen hooge eischen behooren te worden
gesteld, terwijl de rangsverschillen van de overige militaire ambachts
lieden berusten op het verschil in omvang en verantwoordelijkheid
van de onderscheidene betrekkingen waarin zij kunnen worden geplaatst,
zijn geen termen gevonden om aan de eerstbedoelde categorie van
werklieden het uitzicht op een hoogeren rang dan dien van korporaal
te openen.
Zonder overigens vooruit te loopen op de behandeling van het bij
de Kamer ingekomen adres van de in het Voorloopig Yerslag genoem
de vereeniging, kan de ondergeteekende mededeelen, dat hij met be
trekking tot aanvragen om subsidiën door vereenigingen, die zich ten
doel stellen aan weduwen en weezen van militairen beneden den rang
van officier geldelijken steun te verleenen, zich op het standpunt heeft
gesteld, dat, voor zoover geen aanspraken bestaan op uitkeeringen uit
het bij Koninklijk besluit van 24 Juni 1908 n°. 78 (Staatsblad n°. 211)
opgerichte fonds, slechts voor onderstand ten laste van de koloniale
begrooting en het betrekkelijk hoofdstuk van de Staatsbegrooting in
aanmerking kunnen komen de weduwen en weezen van koloniale mi
litairen, wanneer het huwelijk in dienst gesloten is en de weduwen
en weezen in behoeftige omstandigheden verkeeren. Deze beginselen,
waarvan het eerste ook heeft gegolden bij de vaststelling van de in
1909 in werking getreden pensioensregelingen voor weduwen en wee
zen, hebben geleid tot de bij Koninklijk besluit van 28 Januari 1910
n°. 20 Nederlandsche Staatscourant n°. 41) getroffen onderstands
regeling.
Verder te gaan en onderstand te verleenen ook aan weduwen en
weezen van gewezen militairen, die na het verlaten van den dienst
gehuwd zijn, verdient naar de meening van den ondergeteekende geen