110
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
koelen kan steeds bij de hand gehouden worden, hetgeen bij mobiele
afdeelinjren niet altijd mogelijk is. Ook bij landingen aan de kust,
waarbij de vuurkracht, in den kortst mogelijken tijd zoo hoog moge
lijk moet worden opgevoerd, is indeeling van Madsen-geweren, die
veel eenvoudiger dan de mitrailleurs met hunne affuiten, aan den wal
gebracht kunnen worden, zeer gewenscht.
Orgaan van de iereden artillerie 1910 afl. 11.
In deze afl. bespreekt W. een „driedactgsche oorlogsmarsch eener bat
terij op oorlogssterkte in vereeniging met een bataljon van het regiment
grenadiers en jagers". Behalve op hitgeen wij omtrent een dergelijken
marsch neerschreven op blz 1077—1078 van den vorigen jaargang, wij
zen wij thans op den bij dezen marsch gebezigden en bij het korps
Rijdende art. vervaardigden kookhooiwagenwelke uitstekend voldeed,
liet eten, gedurende den vorigen nacht in open veldkeukens gekookt,
werd in 30-mans kookketels met hun kokenden inhoud opgeborgen in den
kookhoc-iwagen, en werd den volgenden middag tusschen 5 en 8 uur
aan de troepen uitgereikt. Het bleek uitstekend van smaak te zijn,
liet aan zindelijkheid en bereiding volstrekt niets te wenschen over,
en kwam na ongeveer 24 uur goed warm uit de ketels te voorschijn.
Wil men echter do voordeelen niet verloren doen gaan en het eten
spoedig aan de troepen uitreiken, dan dienen de kwartieren zoo dicht
mogelijk bijeen gehouden te worden en de officieren in de onmiddel
lijke nabijheid van hun onderdeel te logeeren.
Verder had bij den marsch plaats het inladen van de compleete
batterij waarbij 6 stukken in een' trein; dit duurde ruim lf-uur;
het uitladen ongeveer uur. Vervolgens werd een marsch gemaakt
en een tentenbivak betrokken, waarbij vele werkzaamheden in de duis
ternis moesten plaats hebben. Den volgenden dag werden personeel,
paarden en voertuigen in zes booten geladen, hetgeen 1| uur duurde,
waarbij echter in aanmerking te nemen, dat de verdeeling over de
booten te voren reeds tot in bijzonderheden was aangegeven.
Bij gunstig weder werd een gemiddelde marschsnelheid bereikt van
4 K.M. per uur, marcheerende in verband met het bataljon, en
6-|- K.M. bij zelfstandig marcheeren.
T. wijst in het artikel Het hoefbeslag bij mobilisatie" op het feit,
hoe slecht men op het platte land zorgt voor het hoefbeslag, en hoe
men daardoor bij mobilisatie spoedig zal sukkelen met kreupelheid bij
de paarden, die door vordering zijn verkregen.
T. acht het dan ook noodzakelijk, dat men alles in het werk stelle
om paardenhouders op de hoogte te brengen van de belangen ver
bonden aan een goede hoefverpleging.
J. Jitta geeft ons, toegelicht door 3 platen, een beschrijving van den
bij het Ned. Leger ingevoerden verhoogden waarnemingspost. Uit de
beschrijving blijkt, dat de post op betrekkelijk eenvoudige wijze is
samen te stellen door 3 man in ongeveer 5 minuten en dat de
waarnemer tot op elke hoogte kan worden opgeheschen, de hoogte van