het grootste gedeelte der troepen geconcentreerd was, is nog op 230 K.M. van Sofja verwijderd Kustendil ligt op 80 K.M. van die hoofdplaats, terwijl de Servische grens hij Pirot slechts 65 K.M. van de hoofdstad van Bulgarije verwijderd is. Het Bulgaarsche leger bevond zich dus in de ongunstigst denkbare omstandigheden tot verdediging van de hoofdstad, vooral omdat slechts beschikt kon worden over één spoorweg tot aanvoer van troepen uit Oost-Rumelië, welke spoorweg eindigt bij Saranjewo op 90 K.M. ten Z.O. van Sofja. Boven dien beschikten de Bulgaren slechts over 5 (vijf) slechte lo comotieven en 60 wagens, daar het grootste deel van het ma terieel aan gene zijde van de Turksche grens was aangehou den, terwijl het Turksche spoorwegpersoneel natuurlijk niet veel ijver aan den dag legde voor de Bulgaarsche zaak. Grootendeels middels voetmaischen moest het leger in dit bergachtige land dus geconcentreerd worden. Doordien de spoorweg bijna geheel voor het vervoer van de infanterie noodig was, moesten de cavalerie en de bereden artillerie na genoeg uitsluitend marcheeren en kwamen daardoor juist de be reden wapens uit O. Rumelië geheel bij de infanterie ten achter. De marschvaardigheid van de infanterie bleek buitengewoon groot te zijn; het 8e regiment legde in 32 uur 95 K.M. af en had daarbij op 4500 man slechts 62 achterblijvers, de andere regimenten konden overeenkomstige cijfers boeken 1). De marschen waren zeer ongeregeld, ieder liep voor zich zelf met de uiterste krachtsinspanning, 's avonds vereenigden zich de tactische eenheden weerde boeren werden opgecom mandeerd om aan den marschweg met levensmiddelen te verschijnen, ieder zorgde verder voor eigen verpleging en on derdak. De munitie werd op draagdieren geladen, iedere 15 dieren onder geleide van een boer. Alleen bij de bestaande geestdrift kon zulk een marschregeling goede vruchten af werpen. Aan Bulgaarsche zijde verwachtte men, dat op den dag der INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 121 1) Ons komen wellicht deze cijfers gegeven de marschvaardigheid van onze patrouilles voor een koud klimaat in den winter op gebaande wegen niet zoo ontzaglijk voor; in vergelijking met Europeesclie militietroepen, die in grootere verbanden marcheeren, zijn zij dit wel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 135