oorlogsverklaring het geheele Servische leger dat op een
kleine 100.000 man werd geschat—de grens in de richting van
Sofja zou overschrijden. Men diende dan, den marsch des vijands
door de vooruitgeschoven troepen zooveel mogelijk vertragende,
voortdurend in de richting van Oost-Rumelië terug te trekken,
totdat men een voldoende macht had verzameld om een be
slissing te kunnen zoeken.
Daartoe had men op den weg Pirot—Sofja—Philippopel zes
stellingen ter verdediging ingericht, die achtereenvolgens door
een aangroeiend aantal troepen zouden kunnen worden ver
dedigd. De stellingen waren gelegen bij
Zaribrod aan de grens,
den Dragoman pas,
Slivnitza,
Brjelitza tusschen Slivnitza en Sofja,
Sofja en
Ichtiman.
Verder was ook de weg over Klissura Trn Bresnik—
Pernik Sofja, die ten Z. van den vorigen loopt en daarvan
door moeilijk gebergte is gescheiden, afgesloten door sterke
verschansingen bij Trn en Kraptza, bij Bresnik en Pernik en
bij Wladaja (zie schets van aan marsch wegen).
Als 't niet anders kon zou men dus ook de hoofdplaats Sofja
niet hardnekkig verdedigen en wilde men desnoods nog terug
gaan op Ichtiman, om daar met overmacht te kunnen optreden.
Zooals we reeds boven zagen, stond op den dag der oorlogs
verklaring tegenover het Servische leger ten Z. van den Bal
kan slechts een groep van 20.000 man infante ie (waaronder
i landstorm), 600 ruiters en 48 kanonnen.
Deze troepen waren deels in Slivnitza vereenigd, waar ze
zich met stellingarbeid bezig hielden, deels vooruitgeschoven
op de verschillende wegen, die naar Pirot en Kalumnitza
voeren (zie schets aanmarschwegen). Het operatieterrein is
hier een vrij zwaar bergland (hoogten tot 1680 M.), waarin de
dalen de voornaamste toegangswegen vormen. De kansen
voor een vertragen van 's vijands opmarsch waren hier dus
zeer gunstig; men kon zelfs hopen, dat de troepen uit Kusten-
dil (14000 man en 12 stukken) tijdig bij Slivnitza zouden
122
INDSICH MILITAIR TIJDSCHRIFT