zijde van recht- of scheefhoekige driehoeken, is de constructie van dit instrument gebaseerd op het feit, dat er tusschen bei de oogen van den waarnemer een afstand bestaat, tengevolge waarvan het voorliggend terrein door elk oog afzonderlijk verschillend wordt waargenomen. Dit verschil nu is op de binnen het instrument aangebrachte afstandsschaal geheel analoog. Zoodra nu de indrukken van rechter- en linkeroog tot samenvloeiing zijn gebracht, neemt men het voorgelegen terrein en de afstandschaal stereoskopisch of plastisch waar. De schaal is dan schijnbaar verplaatst in het terrein en wel zóó, dat men den indruk verkrijgt, dat het aanvangspunt der schaal zich ongeveer 800 M., het eindpunt zich 10000 M. vóór het instrument bevindt. Men heeft dan af te lezen, beter te beoordeelen met welk punt der schaal het doel samenvalt. Eene korte verklaring van het stereoskopisch zien moge hieronder volgen. Stelt ab c d (fig. 88) de plattegrond voor van een huis, dan zal een waarnemer, die zich in I op een afstand D ervan bevindt, van uit zijn standpunt slechts het front a b zien; verplaatst de ze persoon zich naar rechts, dan zal het zijfront c b zich eerst smal, daarna breeder en breeder aan zijn oog voordoen. Staat iemand met zijn linkeroog in het verlengde van c b, dan ziet hij met dit oog slechts het voorfront, doch met het andere oog, 65 m.M. meer naar rechts, zal hijal is het eene smalle strook tevens "een deel van het zijfront kunnen zien. De strook, waarbinnen het zijfront cb ligt, zal bij waarne ming van uit een zelfde standpunt breeder zijn, naarmate dit front grooter is, terwijl omgekeerd de strook smaller is, naar mate b c, de diepte van het huis, geringer wordt. Begeeft de waarnemer zich in eene richting van het huis afgekeerd, dan zal hij minder en minder, eindelijk niets meer van het zijfront cb zien, daar de gezichtshoek dan zoo klein wordt, dat het oog deze niet meer opmerkt. Nu kan men de vraag stellen: welke verhouding bestaat er tusschen den afstand b IV (d. i. van den waarnemer tot het voorwerp) en de diepte b c van het voorwerp, op het oogenblik, dat de mogelijkheid van waarnemen dezer diepte uitgestrektheid hare grens nadert. INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT 133

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 147