Legt men b.v. op het stereoskopisch dubbelbeeld van fig.
41 eene glasplaat mnop (fig. 42), waarop de teekens I, IIa,
lib, III en IV zijn gemarkeerd en slaat men deze plaat ge
lijktijdig met de beelden van fig. 41 in een stereoskopisch
toestel gade, dan zal teeken I op gelijken afstand van den
waarnemer schijnen als lantaren 1, de teekens IIa en lib en
III zoover achteruit schijnen als de huislronten ab en be,
terwijl teeken IV zoover wegschijnt als het kerkje k.
Geven de teekens in fig. 43 nu de honderdtallen van meters
aan, zoo heeft men om den afstand tot de kerktoren te
weten slechts na te gaan waar het beeld van het kerkje
wordt waargenomen; in dit geval tusschen de cijfers 9 en 1,
zoodat de afstand, geschat kan worden op 950 M.
Deze inrichting heeft echter het bezwaar, dat men bij eene
schaalverdeeling tot 10000 M. het gezichtsveld vol deelteekens
en cijfers ziet, hetgeen hinderlijk is voor de waarneming.
Daarom is bij grootere instrumenten slechts één deelstreep
op de schaal aangebracht; dit streepje kan verplaatst worden
met behulp van eene schroef buiten den kijker, terwijl op
eene meettrommel wordt afgelezen, tot welken afstand deze
verschuiving plaats heeft. De toepassing van dit beginsel
geschiedt echter door het streepje in ieder oculair eene vaste
plaats te geven en dan het rechterbeeid zoodanig ten opzichte
van het linker te doen verplaatsen, dat het oog den indruk
krijgt, dat het beeld van het landschap vast staat en de
afstandsstreep bewogen wordt.
Vóór het gebruik van het instrument, dient men de oculairen
voor ieder oog afzonderlijk zóó te stellen, dat men duidelijk en
scherp kan ziendaarna wordt de afstand der kijkers met behulp
van eene schroef in overeenstemming gebracht met den afstand
der oogen. Gedurende het waarnemen dient alle aandacht gewijd
te worden aan het doel en aan de afstandsstreep, zonder zich
te laten afleiden door het overige deel van het landschap.
De gemiddelde fout, die empirisch bepaald is door een
10 tal waarnemers op bekende afstanden van 600 1350
M. te doen aflezen, bedroeg gemiddeld 5 25 M. of van
0.8 tot 1.9 op 8000 M10 van den afstand, zoodat
het instrument ongeschikt is tot het bepalen van groote
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
135