weet ook iedereen, waar hij zich aan te houden heelt en
zullen onaangenaamheden op dit gebied vrijwel tot nul gere
duceerd zijn. Een gezondere toestand zal derhalve daaruit
in het leven worden geroepen.
Het komt mij voor, dat ons Indisch Militair Tijdschrift
alleen in aanmerking kan komen voor bespreking van enkele
zaken op dit gebied, daar het groote publiek er m. i. niets
mede heeft uit te staan, en wij in eigen boezem deze aange
legenheden in het reine moeten trachten te brengen.
De allereerste vraag nu is, of een officier van gezondheid
belast met den garnizoensdienst en daarbij speciaal belast
met de behandeling van een zeker deel der geneeskunde, laat
ik zeggen bijvoorbeeld met neus-, keel- en oorkwalen, alleen
aangewezen is voor de behandeling van de militairen in zijn
garnizoen, zoodat, wanneer een lid van een officiersgezin uit
een ander garnizoen, waar zich op dat gebied geen specialiteit
bevindt en door den behandelenden militairen geneesheer daar
toe geadviseerd, zich tot hem vervoegt, (de.militaire specialiteit
zich dus niet buiten zijn garnizoen behoeft te begeven), be
schouwd moet worden als een gewone particuliere patient, die
derhalve ook maar te betalen heeft, wat door den geconsul
teerde geeischt wordt?
Ik geloff, dat hier het criterium niet is de plaatswaar
men ziek wordt, maar wel de persoondie ziek is en als dit
een officier is of een lid van zijn gezin, deze geheel vrij be
hoort te worden behandeld.
Dit beginsel wordt ten minste in Nederland gehuldigd. Tij
dens mijn verblijf aldaar toch moest een mijner kinderen een
operatieve behandeling in de keel ondergaan en liet de behan
delende officier van gezondheid mij de keuze tusschen geheel
vrije behandeling door een militaire specialiteit in Nijmegen dan
wel behandeling door een burger specialiteit in Amsterdam.
Aangezien ik te Amsterdam familie had, alwaar ik kon logee-
ren, zoodat ik aldaar geen verblijfkosten had te betalen, ter
wijl ook de reis uit mijn garnizoen met mijn geheele gezin
derwaarts mij goedkooper uitkwam, dan wanneer ik mij
naar Nijmegen begaf, verkoos ik het laatste, hetgeen echter
140
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT