het bureau van den korpscommandant komt te hangen, en welke medaille de man alleen te zien krijgt, als hij bij den korps ct. een „douw" in ontvangst komt nemen. Daarbij is het toch de bedoeling, dat hij zich niet alleen inspant tijdens den wedstrijd, maar menig vrij uurtje op offert om zich voor den komenden strijd te bekwamen. Want in de diensturen-gymnastiek is er geen sprake van vol doende voorbereiding. Met de dienst-gymnastiek is het im mers al zeer treurig gesteld. Als de compagnie één uur per week gymnastiek doet (wat lang niet alle weken plaats heeft) schijnt voldaan te zijn aan het doel, dat volgens punt I Algemoene Bepalingen van het Voorschrift voor de gym nastische oefeningen de beoefening der gymnastiek heeft, n.l. bij den soldaat de geschiktheid voor zijne militaire verrich tingen te onderhouden en te vermeerderen. Wat spot men hier niet met punt IV dier Algemeene Bepalingen: bij de oefeningen der geoefende manschappen moeten stelselmatigheid en grondigheid op den voorgrond staan! Men schijnt nog niet voldoende doordrongen te zijn van de waarheid, dat door de gymnastische oefeningen de gezondheid door verhooging der stofwisseling bevorderd wordt. Toch moet ik mij geheel vereenigen met de meening der meeste compagniescommandanten, dat ze hunne compagnie niet in de gymnastiekzaal hier opsluiten. Want wie de gym nastiekzaal hier kent, zal het mij niet kwalijk nemen, dat tengevolge van de groote „stofwisseling" van den loszan- digen vloer ik moet lachen om de nuttige wenken van den Heer Bierman, die ons tijdens de gymnastiekcursus aan de N. S. zoo op het hart drukte toch steeds de meest mogelijke maatregelen te nemen om de nadeelige invloeden van stof tegen te gaan o.a. vóór het binnengaan voeten vegen. Met de toestellen is het al even treurig gesteldde barren gelijken veel op een dubbelen evenwichtsboom; het paard een bij uitstek geschikt en prettig gymnastiektoestel ont breekt enz. Ik zou wel eens inzage willen nemen van het driemaandelijksch rapport van het onderzoek naar de toe stellen, waarvan in de laatste alinea punt XII Algem. Be palingen sprake is. 146 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 160