En dat één gymnastiekzaal voor drie volledige bataljons!
Laat ik echter niet afdwalen.
De lezer kan niet veronderstellen, dat er bij den soldaat
zooveel korpsgeest bestaat, dat het feit mede te mogen hel
pen zijn korps de overwinning te bezorgen opweegt tegen
zijn inspannenden arbeid gedurende de voorbereiding en de
uitvoering. Hier in Indië is ieder militair te veel ambulant
om er een ware korpsgeest op na te houden. Noodzakelijk
is het dus, dat er andere drijfveeren gevonden worden, om
(volgens de A. O. 1897 betreffende de scherm- en gymnastiek-
wedstrijden) bij den soldaat de belangstelling in de scherm
en gymnastische oefeningen levendig te houden en den
lust en ijver in deze oefeningen op te wekken. Behal
ve dat de deelnemer er meer persoonlijk belang bij moet
hebben, moet ook meer dan nu op zijn eerzucht worden
ingewerkt.
De nieuwe bepaling, dat de adspiranten voor de Kader-
school prevöt moeten zijn, zal zeer zeker de animo voor het
schermen doen toenemen.
Wat betreft de regeling der wedstrijden, zou ik deze meer
geconcentreerd willen zien. De verschillende korpsen zenden
hunne afgevaardigden naar een bepaalde plaats liefst in
een koel klimaat alwaar een algemeene strijd gedurende
meerdere dagen gestreden zal worden. Het voordeel hiervan
is toch, dat de wedstrijden grootscher kunnen zijn, doordat
veel meer geld beschikbaar is; dat de deelnemers dan hun
onbekende concurrenten tegenover zich krijgen en dus niet
reeds van te voren behoeven te zuchtenwe verliezen het
toch. Aan de geheele regeling, die alsdan aan bekwame vak
lui (zoo noodig burgers bv. voor het voetbalspel scheidsrech
ters van den Voetbalbond) opgedragen dient te worden, kan
meer tijd en zorg besteed worden.
Dat voor zulke algemeene wedstrijden succes is weggelegd,
zien we in Holland, waar ook reeds sedert eenige jaren één
groote wedstrijd voor het geheele leger wordt gehouden,
waarheen alle korpsen, zoowel bereden als onbereden hun
bepaald aantal vertegenwoordigers zenden en over welke
verbroederingsmeeting een ieder vol lof is.
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
147
I. M. T. 1911. 11