2. Afstandsmeter van Souchier (fig. 10).
Deze bestaat uit een glasprisma, waarvan de doorsnede i
deel van een regelmatigen achthoek vormt. De hoek D1 is
langs CD afgesneden. De richting dezer lijn en de brekings-
coëfficient van het glas bepalen het constante bedrag, dat
met den basisafstand vermenigvuldigd moet worden om den
juisten afstand te verkrijgen volgens de formule D b ootg.
In fig. 17 is de gang der lichtstralen 1.1,1 en 2.2.2 aange
geven, de hoeken van 2°10' en 1°5' zijn duidelijkheidshalve
te groot voorgesteld. De grootte der hoeken bedraagt:
A 67°30' D= 69°40'
E— 135° C 177°50'
Di= 67°30' DCD1^ 2°10'=
B 90°
De brekingscoëfficient voor glas en lucht op f stellend,
zoo zal aangezien x en /3 zeer klein zijn ^- §dusy
jS x x 1) 1°5' en de instrumentconstante
cotg 1°5'53,197.
Daar alle prisma's niet met eenzelfde nauwkeurigheid ge
slepen kunnen worden en dus geen zelfde brekingscoëfficient
hebben, zoo moet van ieder instrument afzonderlijk de con
stante bepaald worden en in eene afzonderlijke tabel de
afstanden vermeld worden, die bij de verschillende waarden
van b behooren. De buitenvlakken van het prisma worden
zoodanig ingesloten, dat slechts enkele deelen geopend kun
nen worden om den lichtstralen doorgang te verschaffen.
Om een rechten hoek uit te zetten wordt vlak CD bedekt
en laat men het beeld van C (1.11) samenvallen met een
in de richting G. geplaatste baak. Teneinde du een afstand
AC (zie fig. 4) te meten wordt in A een rechte hoek CAP
uitgezet, daarna wordt de opening rechts van C gesloten en
CD geopend. Vervolgens loopt de waarnemer zoo lang in de
richting AP tot hij door CD ziende het beeld van C weer
met P ziet samenvallen; dit zal zijn in B. De afstand AB
wordt vervolgens afgemeten en in eene tabel zoekt men
achter dat getal den doelsafstand.
Omtrent de duur eener meting wordt vermeld, dat deze
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
7
p