190 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT het publiek gemaakte stuk van den heer Liefrinck, die het volgende zegt Herhaaldelijk is gebleken, dat, waar wij staan voor een volkskarakter als het Atjehsche, de medewerking der bevolking niet met krachtda dige middelen is te verkrijgen. In haar stemming moet verbetering komen en daarvoor moet het militair optreden ingekrompen worden." Dit is het oordoel van den heer Liefrinck en het lijkt mij een heel verstandig oordeel. De militair is krachtens opleiding en geestesrichting gewoon aan onverwijld krachtig ingrijpen, aan harde maatregelen, aan geweld. Maar wat hebben wij hier noodig Ambtenaren die niet terstond grij pen naar revolver en geweer, maar die gewapend zijn met geduld en nog eens geduld, die hun kalmte weten te bewaren en door met tact op te treden langzamerhand het vertrouwen weten te winnen van de hoofden en de bevolking. Dat hebben wij nood'g! De militair heeft geen tijd noch gelegenheid om zich behoorlijk voor die taak voor te bereiden en zelfs niet om de bevolking en haat- taai behoorlijk te leeren kennen. Zij wisselen te veel af en worden te dikwijls verplaatst om, evenals onze civiele ambtenaren, goed op de hoogte te kunnen komen van bevolking en goede relatiën te kunnen ontwikkelen met de hoofden, met welke zij moeten trachten de bevol king tot vrede en rust te brengen. Trouwens, de ondervinding heeft geleerd, dat het militair gezag dikwijls heeft misgetast op verschillend, speciaal op economisch ge bied. Ik zal dit nu niet in bijzonderheden aantoonen en ik moet ook zeggen, dat ik het den militair niet euvel duid, dat hij niet altijd heeft geschitterd op een terrein, dat niet het zijne is het is al zeer mooi, wanneer onder hen als uitzondering er nu en dan een aangetroffen wordt, die heldere inzichten heeft op economisch gebied, zoodat het niet te verwonderen is, dat onder militair bewind herhaaldelijk op dit punt is gezondigd. Daarin is intusschen een aanleiding te meer om de quastie goed onder de oogen ie zien en aan te sporen om de zaken op hun plaats te stellen, zooals zij in een normaal geregeerd land behooren te staan. Nu ben ik niet volkomen gerust, dat dit met den noodigen spoed ge schiedt. Vooreerst is de Gouverneur-Generaal zelf een militair en de gou verneur van Atjeh eveneens. Ik wil daarmede niet zeggen, dat deze heeren niet helder genoeg zijn, niet energiek genoeg om den toe stand in te zien en de noodige maatregelen te nemen maar, buiten hen, zijn er nog tal van militairen die onder den naam van civiel- gezagbebber, de onderafdeelingen besturen. De Minister heeft medegedeeld, dat er van de 16 civiel gezaghebbers eigenlijk 11 militair zijn en slechts 5 burgerlijk ambtenaar. Daarbij komt iets, dat mij een beetje angstig gemaakt heeftik heb namelijk voor het eerst bij deze begrooting gemerkt, dat er een nieuwe operatie is uitgevonden, misschien onder den aandrang der Kamer, welke liever civielen dan militairen als bestuurders heeft. Nu worden namelijk tot civiele gezaghebbers benoemd militairen, tijdelijk gesteld op non-activiteit!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 204