204
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
maar dat met gewapenden steun dier bevolking het niet wel mogelijk
zal zijn Java in bezit te nemen. Ik ga verder, ik geloof, dat ook op
de Buitenbezittingen met hulp der inlandsche bevolking veel zal kunnen
worden gedaan om daar een aanval af te weren, wanneer wij haar
belang voor de zaak weten in te boezemen.
Ik doe een beroep op dezen Minister om de quaestie tot een be
slissing te brengen, om althans de meest uitvoerige inlichtingen aan
de Kamer te verschaffen, opdat deze wete, of dit belang, een lands
belang bij uitnemendheid, door de Regeering voldoende wordt behartigd.
Deze aangelegenheid moet uit het rijk der overpeinzingen overgebracht
worden naar het terrein der werkelijkheid.
De heer Thomson besprak gisteren in dit verband de werving voor
het Indische leger. Als ik hem goed begrijp wenscht hij die werving
niet. Zoolang echter in Indië een Europeesehe kern noodig is en
dit is naar mijn meening het geval zal toch ook de werving nood
zakelijk blijven. De heer Thomson zeide ook, dat velen die aange
worven worden bij het Indische leger, minderwaardig zouden zijn.
Dat kan ik niet toegeven.
Wel wil ik toegeven, dat de meesten niet uit weelde naar Indië
gaan, maar dit sluit niet in zich dat zij daarom ook minderwaardig zou
den zijn. Hoeveel officieren of hoeveel Indische ambtenaren gaan uit
weelde naar Indië? Als men hier te lande een betrekking kan hebben,
al is zij klein, dan kan de Regeering alleen door een hoog traktement
uit te loven de gewilde personen naar Indië krijgen en dan lukt het
soms nog niet. Wij hebben gezien bij andere onderdeelen van de
begrooting, die wij reeds behandeld hebben, hoe steeds de trakte
menten moeten worden opgevoerd, en dat met het uitgesproken doel
om de geschikte menschen naar Indië te trekken.
Zij die naar Indië gaan om dienst te doen in het leger, doen dit
ook, omdat hun belangen dat op oen of andere wijze medebrengen;
zij doen dat ook al om de kans op pensioen groot of klein om, in
Nederland teruggekeerd, daarmede zich het leven dragelijker te maken
dan zij het anders zouden hebben.
In de plaats mijner inwoning kom ik nog al eens in aanraking met
oud-strijders, die ik in vereenigingen ontmoet. Dat zijn niet oude
heeren, maar dikwijls jonge mannen, die eenigen tijd gediend hebben
in het leger, die veelal inderdaad zeer geschikte menschen en de oud-
onderofficieren van het Indische leger, die in grooten getale in Rot
terdam zich vestigen, maken op mij een zeer gunstigen indruk. Ook
de uit Indië terugkeerende militairen, geven mij geen aanleiding om
een pessimistischen indruk te hebben omtrent het gehalte van het
Europeesch element.
Indien men goede bestaansvoorwaarden schept voor de Indische mi
litairen, hun het leven aangenaam maakt, en hun na volbrachten
diensttijd een behoorlijk pensioen verzekert, dan zal men de menschen
wel krijgen. Ik vraag mij af, waarom dergelijke maatregelen ook
niet voor de militairen zouden genomen kunnen worden De ge-
wenschte sterkte schijnt de Minister niet te kunnen krijgen. Er is
op het oogenblik bij het Indische leger een incompleet aan Europeanen,
vergeleken bij de tegenwoordige formatie, van 1000 man, en vergeleken