212 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT Het is merkwaardig met welk een non chalance de meeste 1) onzer hun minderen onnoodig1) laten wachten. Onnoodig zeggen wij, omdat als regel de grondoorzaak ligt in het slordig bevelen geven, bevelen die er bèogstens op gebaseerd zijn, dat de „troep" op tijd is, vooral ruim op tijd, opdat de meerdere zélf vooral geen secon de zal behoeven te wachten. Zoo ziet men èn de paedagogische, èn de tactische, èn de fout tegen het decorum maken, dat een troep, gepakt en gezakt, uren lang staat te wachten, zich staat te vervelen en eigen lijk al „beu" is van de oefening, voordat die begonnen is. In zijn algemeenheid is deze beschuldiging ODjuist, en het verwon dert ons dat iemand als Pelgrim onder het motto „Legerbelangen" zich heeft kunnen laten verleiden zulk een beschuldiging in een dagblad neer te schrijven. Natuurlijk zijn er ook in het militaire chefs, die de gewone burgerlijke beleefdheid uit het oog verliezen waarom niet, nergens is het volmaakt maar, dat de meeste chefs zoo non chalant zijn zouden, dat ze als regel dien indruk krijgt men èn de paedagogische, èn de tactische, èn de decorum fout maken den troep gepakt en gezakt uren te laten wachtendat is toch wel een beetje sterk Maar het publiek leest het en gelooft graag alles wat ten nadeele van het leger wordt gezegd en geschreven. Het is daarom, dat we hier protesteeren tegen aantijgingen, die men in militaire kringen overigens schouderophalend zou kunnen voorbijgaan. Hoe zwak P's betoog is, moge blijken uit het volgende Een geestig man hoorden wij, toen hij gepensionueerd was en hem gevraagd werd, wat zijn voornaamste werkkring geweest was in zijn diensttijd, antwoorden: „Mijn voornaamste bezigheid is altijd ge weest, bet zetten van handteekeningen onder stukken, waarvan ik de inhoud maar half durfde onderschrijven, het paral'eeren van onbenullige doorhalingen en het wachten op mijn meerderen.1' Zonder nu de juistheid van de beide eerstgenoemde bezigheden te willen onderschrijven, althans er de noodzakelijkheid van te beamen, zoo trof ons toch het juiste van bet laatstgenoemde. Het is waar, men brengt onnoemelijk veel tijd zoek met een on nut, machteloos wachten op zijn superieuren. En een zéér gewenscht, doch helaas afwezig gevoel voor decorum in ons leger behoorde dit onmogelijk te maken. Uit deze geesiige opmerking blijkt n. o. m. allereerst, dat die geestige man veel te laat is gepensionueerd. Het is toch duidelijk, dat bij le uitmuntte in karakterloosheid, daar bij stukken teekende, waar mee hij niet instemde, 2° door onbenulligheid omdat hij tijd ver knoeide met het parafeeren van onbenullige doorhalingen Eu op zoo'n man steunt P Hij vervolgt dan Er is méér wat ons in die*richting ontbreekt. Dank zij de afwezig heid van decorum, laat ook de goede toon in het leger veel te wen- schen over. Wij hebben hier nog niet eens het oog op een onbeschaafd vloeken, razen en tieren, dat gelukkig meer in onbruik raakt, maar wat helaas nog bij menigeen als noodzakelijk voor den goeden gang 1) De cursiveering is vau ons. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 226