INDISCH MILITAIR TIJDSCHRFT 213 van zaken geacht wordtneen, wij bedoelen hier het verwaarloozen van de meest elementaire begrippen van welvDegelijkheid, die in de bur gersamenleving algemeen erkend en gehuldigd toorden. In het Hol- landsch taaleigen is het gebruikelijk mensehen, die eenige trappen lager op de maatschappelijke ladder staan, werklieden t).v., te tutov- eeren. Daar dit een taaleigen is, (het Hollandsche rje" is niet het zelfde als het Fransche „tu" en 't Duitsche „du"), hebben wij uit een oogpunt van vormen daartegen geen bezwaar. Maar dat tusschen st.andgenooten, een kapitein en eeti luitenant b. v., in eenzelfde compag nie 't gebruik heerscht. dat de kapitein tutoyeert en de luitenant al maar door „II" moet zeggen, zie, dat vinden wij uit een oogpunt van decorum zéér ongewenscbt. Wanneer een majoor een kapitein, een kapitein een luitenant tu- tuyeert verwaarloost hij de meest elementaire begrippen der welvoegelijklieid die in de burgersamenleving algemeen erkend en gehuldigd worden Gelukkig geefi deze uitspraak slechts de persoonlijke meening van Pelgrim weer De rest van het artikel, dat een verhaal bevat van de wijze, waarop Pelgrim een als lastig heerschap gesignaleerd jong luitenant door zijn tactvol en zijn oordeelkundig optreden en door hem altijd met ,U" aan te spreken temde en redde van een wissen ondergang, laten wij aan belangstellenden ter lezing over. We zouden dit wellicht met het geheele artikel gedaan hebben, ware het niet, dat de schrijver van „Jan Fuselier" in de Loc van 31 Jan. er nog een schepje op meende te moeren doen. De buitenstaan der krijgt den indruk of het tutoyeeren een kanker is, die aan ons leger knaagt. Het is werkelijk bespottelijk. We willen heelemaal niet tegenspreken, dat er menschen zijn, die zich in deze aan misbruik schuldig maken, maar dat ook maar een kleine minderheid aanstoot zou nemen aan het feit, dat zij door chefs, met wie ze dagelijks verkeeren en die als regel veel ouder zijn dan zij, wordt getutoyeerd, is niet waar. De S. v. J. F. is het geheel met P. eens. Toen ik hier in lndië kwam als jong tweede luitenant had ik geheel dezelfde ideeën als de heer P., zelfs nog strenger doorgevoerd. Ik sprak m'n onderofficieren, m'n majoor, m'n fourier steeds met „u" en geheel als een standsgelijke aan. De uitkomst bewees het verkeerde hiervan. Ook in Holland had ik de practische onuitvoerbaarheid daarvan kunnen beoordeelennaast een zeker (hier in lndië zeer gering) quantum van beschaafde, min of meer ontwikkelde onderofficieren, staat een overgroot gedeelte, dat een dergelijke behandeling niet apprecieert, dat een minder strikt doorgevoerde beleefdheid liever ziet en waartegenover een minimaal decorum beter voldoet. We willen hier alleen de vraag stellen, sedert wanneer een majoor (S. bedoelt een sergeant-majoor), een fourier onze standsgelijken zijn. Alleen dan toch zou een gelijke wijze van aanspreken gewenscht zijn volgens de begrippen, die P. omtrent de welvoegelijkheid heeft. Maar nu de consequentie in het volgende gedeelte van S. v. J. F's betoog 1) L)e cursiveering is van ons. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 227