216 INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT artikel handelende over .het kiezen van hulpmiklijner<", van de hand van den len. Luitenant R. J. Hoffmann. Hoe eenvoudig de berekening voor het bepalen van den vizierstand, behoorende bij een veranderde miklijn ook moge lijken (zie de laatste alinea van 't opstel) het blijft toch nog altijd rekensommetjes uitvoeren in de tirailleurlinie. Zou dat gaan Orgaan van de bereden artillerie 1910 No. 12. Deze aflevering grelt ons slechts het vervolg en slot van het door den len Luit. der Art. F. O. van Essen uitgebrachte rapportover de „Zweedsehe veldartillerie", waarop reeds in aflevering 12 van 1910 van dit tijdschrift werd gewezen. pBlijkens de „Mededeeling der Redactie" wordt met deze aflevering de verdere uitgave van het orgaan gestaakt. De levensduur van dit afzonderlijk tijdschrift voor een deel van het wapen der artillerie van een klein ieger bedroeg slechts drie jaar. Kon het anders? De Militaire Spectator 1910 No. IQ. In het artikel .Herbewapening onzer kustfronten" bespreekt de kapitein der artillerie J. L. Ranneft een paar punten uit. het Ontwerp van Wet, inzake instelling van een fonds tot verbetering van de kust verdediging Het doel dier bespreking is, zooals S zegt, het voorlichten van hen, die ten slotte in deze zoo belangrijke we hadden haast gezegd in ternationale1 aangelegenheid hebben te beslissen. De behandelde punten zijn: le het herzien onzer verouderde kustbewapening 2e de overgang van de kustweermiddelen van de landmacht naar de zeemacht. S. is van de noodzakelijkheid van het herzien onzer kustbewapening ten zeerste overtuigd. Echter kan hij zich niet vereenigen met de wijze van bewapening, zooals die Daar uit de M. v. ff., behoorende bij het Ontwerp van wet, moet worden opgemaakt, zal geschieden. Hij wenscht alle nieuwe kustforten te zien bewapend met het moderne zware scheepsgeschut (30.5 cM. L/50), opdat de bewapening dier forten niet minderwaardig zij aan het scheepsgeschut van een even- tueelen tegenstander. Met den in punt 2 genoemden overgang gaat de kap. Ranneft in geenen deele accoord. Hij betoogt, dat de oefening van het personeel der Marine, welke blijkens de M. v. T. een hoofdrol speelt in het be pleiten van de wenschelijkheid van bedoelden overgang, in de kust forten een geheel andere zal zijn dan aan boord van een oorlogsschip. Zooals echter uit de M. v. T. blijkt heefc men uitsluitend het oog gehad op de open kustbatterijen, terwijl S. van meening is, dat het gepantserde koepelfort het grootste aandeel in de kustverdediging dient te krijgen. Een streven naar eenheid in richting aan boord van de schepen en bij de kustkoepels, zou volgens S. onvermijdelijk tot gevolg hebben, dat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1911 | | pagina 230