Eenige denkbeelden omtrent de Derstrekking Dan
kleeding en uitrusting aan den soldaat, in Derband
met de bepalingen in het nieume tarief 24.
Toen in Augustus 1909 het nieuwe tarief 24 verscheen,
hoorde men van alle kanten uitingen van vrees van de per
sonen, belast met de uitvoering van de voorschriften, in dat
tarief samengevat. Toen was die vrees wel wat gerechtvaar
digd. Er was wat nieuws onder de zon en daar bij de eerste
verschijning van het nieuwe voorschrift getallen in de tabellen
voorkwamen, die er niet in hoorden, zoo was het tarief
voor ieder onduidelijk en aarzelde men het tarief toe te pas
sen. Yele vragen werden toen tot de chefs gericht en vele
klachten werden toen geuit omtrent de onduidelijkheid van
het voorschrift.
Nu hebben wij het tarief 24 anderhalf jaar toegepast en
nu wordt het tarief vrij algemeen begrepen door de personen,
belast met de uitvoering er van.
Het tarief 24 is moeilijk, maar hoe kan dat ook anders?
De voorziening van kleeding en uitrusting van een leger
uit zooveel verschillende wapens en diensten bestaande en
in ieder wapen of iederen dienst weder personen, die door
hunne speciale betrekking geheel andere diensten verrichten
dan het gros der manschappen van hun wapen of van hunnen
dienst, benevens de splitsing in Europeanen, Amboineezen
en Inlanders, vereischt algemeene voorschriften voor het
geheele leger, algemeene voorschriften voor ieder wapen en
iederen dienst afzonderlijk, gesplitst in die voor Europeanen,
Amboineezen en Inlanders, benevens uitzonderingsbepalingen
voor de bijzondere personen, die tot de velschillende wapens
en diensten gerekend worden. Zoo vereischt een cavalerist
andere kleeding dan een infanterist, een inlandsche fuselier
andere kleeding dan een europeesche fuselier; schoenmakers,
kleermakers, stafschrijvers, hoefsmeden, zadelmakers enz.
uitzonderingen op de bepalingen, voor hun wapen voorgeschre
ven. Is het dan te vei wonderen, dat de bepalingen voor de