Dat dit baantje niet erg aanlokkelijk was, bleek wel daar
uit, dat verscheidenen éénmaal naar beneden gezakt zijnde,
voor goed wegbleven en ons op de hoogte brachten van den
toestand der belegerden, terwijl na de overgave aan den voet
van Baroepoe een vijftal lijken van waterhalers werd gevon
den met een stuk afgeknapt karbouwentouw in de hand.
Bovendien stuitten de waterhalers meermalen op patrouilles
of hinderlagen.
Driemaal probeerden eenige waterhalers onder dekking van
gewapenden in het ravijn h. k. af te dalen en door te breken,
doch werden met achterlating van eenige dooden terugge
dreven.
Ook onzerzijds vielen gewoonlijk bij deze beschietingen op
korten afstand gewonden, die met moeite uit het ravijn naar
het bivak vervoerd moesten worden. Uit bivak D werden el-
ken nacht de wachtposten op den fricadel en 2 hinderlagen
geplaatst, die om de 6 uur afgelost werden.
Deze hinderlagen waren zeer vermoeiend, eiken nacht op
post, steeds doodstil op de loer liggende, vlogen af en toe
groote steenen van Baroepoe suizend naast de menschen neer,
bovendien was 't bar koud, zóó zelfs, dat gevochten werd om
het bezit van leege goeni rijstzakken, die 's nachts als over
jas gebruikt werden; gewoonlijk kon nog gerekend worden
op regen en dikke mist - een flinke borrel na afloop der
hinderlagen deed veel leed vergeten.
De nachtdienst vergde vooral daarom veel van de krachten,
omdat de geringe beschikbare macht het noodzakelijk maakte,
dat de eene helft van 6 tot 12 uur dienst deed om door de
rest tot 's morgens vroeg afgelost te worden, en dat drie
maanden achter elkaar.
Gelukkig zorgde de vijand voor de noodige afwisseling in
dit eentonige leven.
Aanvankelijk werden pogingen aangewend de vóór Baroepoe
gelegerde macht daar vandaan te lokken. Daartoe verliet
een afdeeling gewapenden in Augustus de benteng en bezette
de verlaten versterking Rinding Aloe met het doel van
daaruit onze transporten en de colonne in den rug lastig te
vallen.
270
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT