verwacht werd, dat een trechterwijdte van 18 M. middellijn
geslagen zou worden.
Het bleef echter bij een nachtelijke poging. Onder dek
king van een brigade inaréchaussée, marcheerde 's nachts een
detachement geniesoldaten met de noodige koelies en werk
tuigen naar den Z, O. voet van Baroepoe. Hier werd na een
kleine verkenning een punt uitgezocht, waar direct met het
graven van den gang begonnen werd. Door den harden steen
vorderde het werk zeer langzaam, terwijl het lawaai de
aandacht van de vijandelijke posten in Baroepoe trok.
Weldra rolden de eerste steenen naar beneden en toen de
dekking zoo onhandig was, een salvo naar boven af te geven,
wist de vijand precies, waar men bezig was.
Een hevig vuur deed alle koelies overhaast op de vlucht
slaan, terwijl de kapitein Clignett, zwaar gewond eenigen tijd
alleen lag. Luitenant Tanja en de geniesoldaten de afwezig
heid van den kapitein bemerkende, spoorden hem op en moesten
zelf den zwaar gewonde naar Karoengian vervoeren.
Toen deze poging aldus mislukte, werd besloten met alle
kracht aan den tunnel door tjot E. te arbeiden en daarna van
de buitenpoort een mijngang aan te leggen naar de 1ste
poort.
Zooals reeds gemeld, nam luitenant Tanja dit werk van mij
over en dag en nacht werd nu in de richting van Baroepoe
voortgewerkt. Yooral de ChiDeesche dwangarbeiders bleken
als tunnelwerkers onbetaalbaar.
Nadat de gouverneur persoonlijk Baroepoe vaD verschillende
richtingen verkend had, werd bepaald de benteng einde Octo
ber, na een laatste sommatie, stormenderhand te nemen, na
dat de 1ste poort met daarbij behoorende heuvel, door een
mijnlading van 300 K.G-. spinggelatine, uiteen geslagen zou zijn.
Den 25sten October was de mijngang zoover gereed, dat
de lading aangebracht zou kunnen worden.
Poang Tikoe werd voor het laatst gesommeerd zich over te
geven, daartoe werd zijn neef Tandi Boena met een brief
naar de benteng gezonden bedenktijd werd gegeven tot
26 October, 7 uur Y.M.
's Morgens half zeven, kwam de civiel gezaghebber Banse,
274
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT