284
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
Overal heeft zich de opvatting van de noodzakelijkheid eener tamelijk
ver doorgevoerde verdeeling der Artillerie bij de op zich zelf staande
colonnes en gevechtsgroepen baan gebroken.
Het Oostenrijk-Hongaarsche artilleriereglement III, 7 Bd, 4. Heft,
b,v. geeft deze opvatting op verscheidene plaatsen weer. Zoo in punt
16. „Im allgemeinen wird die Notwendigkeit des Zusammenwirkens
von Infanterie und Artillerie dazu führen, dasz alle gröszeren Kolon-
nen in der Kegel mit Artillerie dotiert und selbst kleineren li olonnen,
Batterien oder Züge zugewiesen werden. Bei gröszeren Kolonnen
werden haufig auch die Sicherungstruppen Artillerie erhalten."
In punt 92 (verdediging). „Zur flankierenden Wirkung sowie zur Be-
streichung toter Winkel vor der Front eignen sich auch kleine Verbande
mit viel Munition." Bij uitzondering is het ook aanbevelenswaard en
kele stukken of eene sectie op ander gewichtige punten der Infan-
teriestelliug te gebruiken, die eerst in het laatste oogenblik gedemas
keerd worden en aan den alweer van den Infanterieaanval medewerken.
Deze verandering, die de vastgestelde vroegere tactische inzichten
omtrent het gebruik der Artillerie ten volle omver gooit, is niet het
toevalsproduct van eene willekeurige zucht naar iets nieuws, maar het
natuurlijk gevolg van een door de voortgeschreden wapentechniek aan
de tactiek opgelegden dwang.
De vooruitgang der wapentechniek uit zich eenerzijds in de ver-
groote actieve werking, anderzijds ook in de toename van het zuiver
passieve weerstandsvermogen. Het kan geen kwaad de zaken eens
wat nauwkeuriger te bezien en de hedendaagsche toestanden met die
te vergelijken, aan welke de tactische inzichten van de laatste tien
tallen van jaren ten grondslag liggen.
In den oorlog van 1870/71 beliep de practisch mogelijke grootste
vuursnelheid bij het veldstuk twee schoten in de minuut en leverde
de Duitsche granaat ongeveer 60 tot uitwerking geschikte springstuk-
ken op. Bij het hedendaagsche veldkanon is zoowel de vuursnelheid
als ook het aantal der uitwerking gevende stukken voor het enkele
schot (granaatkartetsvulkogels) vijf maal zoo groot.
Er kan dus met het hedendaagsche geschut in denzelfden tijd en
onder overigens gelijke omstandigheden eene 5x5 25 maal grootere
uitwerking verkregen worden, dan in den Fransch-Duitschen oorlog.
Hierbij is de toename der dracht nog niet eens meegerekend. Aan
deze omstandigheden is de ommekeer in de inzichten omtrent het
gebruik der Artillerie te danken.
De geweldig toegenomen uitwerking heeft ten gevolge, dat de vijan
delijke krachten zich met alle middelen, door vernietiging der doelen,
door buitengewone benutting van het terrein enz., aan deze vuuruit-
werking trachten te onttrekken. Toch zullen er, zoowel reeds gedu
rende de inleiding alsook in alle overige phasen van het gevecht,
oogenblikken zijn, waarin aan het artillerievuur gunstige doelen worden
aangeboden. Deze meestal slechts kort durende momenten laten zich
echter slechts dan grondig benutten, wanneer men Artillerie zooveel
mogelijk op vele plaatsen van het gevechtsveld heeft klaar staan.
Dwingt alzoo aan den eenen kant de toegenomen uitwerking der
Artillerie tot eene ver doorgevoerde verdeeling van hare verbanden