2S5
INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
bij de op zich zelf staande colonnes en gevechtsgroe pen, aan den an
deren kant laat de onkwetsbaarheid van het geschu t een optreden in
kleine verbanden toe zonder dat men het gevaar behoeft te vreezen,
snel buiten gevecht gesteld te worden.
De laatste ver doorgevoerde consequenties van deze uitspraak zouden
tot indeeling van stukken bij ieder zelfstandig bataljon als kleinste
tactische eenheid van het hoofdwapen leiden. Van zulk een bui
tengewonen eisch in dezen vorm van eene algeheele indeeling en
oplossing der Yeld-Artillerie kan natuurlijk geen sprake zijn. Wel
echter is het zondeT twijfel mogelijk de vraag op te lossen door con
strueering en invoering van een eigen Infanterie-kanon.
De Veld-Artillerie blijft daarbij, wat de organisatie betreft, niet
alleen geheel onaangeroerd, maar de onvermijdelijke talrijke detachee
ringen van enkele batterijen, zelfs van enkele secties en stukken, zul
len nu ook geheel zijn te voorkomen.
De gedurende de operaties of zelfs eerst op het geveehtsveld door
gevoerde vermenging der enkele wapens blijft steeds eene improvisatie,
met alle daaraan verbonden fouten en zwakheden.
Heeft eene afdeeling laten we zeggen het bataljon zoowel een zeker
aantal Cavaleristen als een kanon noodig om bij den opmarsch tot het
gevecht en op het geveehtsveld zelve de allerdringendste behoeften te kun
nen bevredigen, toch moeten reeds in vredestijd deze hulpkrachten
het batalj m ter beschikking staan, ze moeten een organiek deel van
het bataljon uitmaken.
De tegenwerping kan niet bestaan, dat hiermede een oeconomisch
gebruik van de dure en moeilijk te vormen hulpkrachten wordt ver
oorzaakt. Het gewichtigst gezichtspunt is en blijft de organisatie, die
tot de zege leidt, dus de organisatie met het oog op de tactische
behoeften in het algemeen en in het bizonder op de behoefte van het
wapen dat de beslissing geeft.
Kon aan het aangevoerde economische bezwaar der organisatie steeds
een zekere grondige reden niet worden ontzegd, dat was n. 1. in een tijd,
toen het achterhouden van sterke Infanterie reserves achter de vech
tende slaglinie de richting kon aangeven, nu zijn echter met het streven
om het laatste geweer voor den vijand te brengen, de verhoudingen
ontegenzeggelijk veranderd.
De Inf'anteriegevechtseenheid moet dus met alle voor den strijd noo-
dige hulpkrachten worden uitgerust.
De moeilijkheden der opleiding dezer hulpkrachten mogen niet te
groot geschat worden en niet den steen des aanstoots vormen. In de
wintermaanden zal hare elementaire opleiding voor het grootste ge
deelte kunnen worden voltooid. Op z'en laatst met het begin der
oefeningen met het bataljon moeten de specialiteiten ingedeeld worden,
waarmede de waarborg is verkregen voor eene ten volle organieke
en tactische samensmelting.
Hetgeen in het bizonder de africhting bij het Infanterie kanon be
treft, zoo is deze in vergelijking met de omstandigheden bij het Veld
kanon beteekenend gemakkelijker en eenvoudiger. Boven alles ontbreekt
hier bijna geheel de moeilijke stukrijderschool, daar het opgelegde
Infanteriestuk slechts met twee paarden is bespannen en slechts bewe-