INDISCH MILITAIR TIJDSCHRIFT
286
gingen in stap en op korte afstanden ook in draf zal moeten uitvoeren.
Ook de opleiding in het schieten is eenvoudig, daar de aan het veld
geschut vastklevende eigenaardige moeilijkheden en complicaties hier
grootendeels wegvallen. Bij de kleinere drachtwijdte is het schieten
veel gemakkelijker; het indirecte vuur zal geheel kunnen vervallen;
daar de eenheidsmunitie slechts van schokbuizen is voorzien vervalt
het onderricht in tempeeren enz.
De ontwikkelingsgang der kleinkaliber kanonnen tot op heden.
Kleinkaliberkanonnen worden bij de Marines gebruikt sedert het
optreden van torpedobooten. Als modern voorbeeld van zulk een kanon
kan onder andere het 87 mM, Marinekanon van Skoda worden genomen.
De voornaamste maten van dit geschut zijn
Kaliber37 mM.
KanonlengteL/45 (1665 m.M.)
KanongewichtlbO K.G.
Projectielgewicht0,455 KG.
Lading0,14 KG.
Lengte van het projectielL/2,5.
Springlading0,02 KG.
Aanvangsnelheid800 M.
Mondingsenergie14 8 MT.
Doorboringsvermogen bij de monding. 6,5 cM. staal.
Vuursnelheid25 schoten per minuut.
Affuit gewicht210 KG.
Gewicht van het schild85 KG.
Gewicht van het geheele stuk395 KG.
In den vddoorlog werden kleinkaliber kanonnen in verschillende
koloniale oorlogen gebruikt, in het bizonder echter aan den kant van
de Boeren en gedeeltelijk ook bij de Engelschen, de onder den naam
van „Pompons" bekende typen met een kaliber van 3,7 4,2 cM.
Verscheidene ooggetuigen schilderen de uitwerking der „Pompons" als
zeer krachtig af. In den allerjongsten tijd hebben ook de Franschen
een 3,7 cM. kanon bij het espeditie korps in Marokko gebruikt. Vol
gens Fransche bronnen heeft men daarmede zeer goede resultaten
verkregen; vooral was bij de granaat, niettegenstaande da geringe
buskruitlading, steeds goede waarneming mogelijk, waardoor het schie
ten zeer vergemakkelijkt werd.
In een geheel nieuw stadium werd de geschutquestie gebracht door
het optreden van den Generaal von Beichenau, die in hnt jaar 1903
de eerste was, die op overtuigende wijze wees op het noodzakelijke
van eene lichtere granaat en de daaraan verbonden kaliber vermin
dering op 5 cM. Bij de nieuwe verwapening der Artillerie stap
ten echter alle staten over deze voorstellen heen en zooals wij
geloovcn, niet ten onrechte. Den voorstellen van von Reichenau ontbrak
het in zooverre aan de hier noodige gegrondheid, dat hij niet de laatste
consequenties uit zijne beschouwingen trok en de vraag met eene over-